News

Platform of vals plat

Food Security28 Nov 2011Arno Maatman

De kennisbrief schetst nog niet veel meer dan de contouren van nieuw beleid om kennis en onderzoek in te zetten voor ontwikkelingssamenwerking. Dat maakt het lastig om erop te reageren, om ervoor te zijn of er tegen. Maar vragen roept het wel op.

De brief stelt dat er meer samenwerking moet komen tussen bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en overheid, en tussen Noordelijke en Zuidelijke (kennis)instellingen. De kennisinfrastructuur (voor beleid vanuit het Noorden, in het Zuiden, en via beleid binnen de Ministeries) moet en zal worden versterkt. Kennis platforms – op de vier prioriteitsthema’s, water, voedselzekerheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, veiligheid en rechtsorde, en één voor kennis over innovatieve thema-overstijgende interventie strategieën – gaan daarbij een sleutelrol vervullen. Kennisplatforms moeten een brug slaan tussen onderzoek, beleid en praktijk.

Klinkt gezond, en wie kan er tegen zijn. Ik in ieder geval niet.

Maar … hoe gaan we dit allemaal doen?

Ten eerste, de identificatie van onderzoeksvragen. We weten allemaal dat de meesten onder ons alleen die zaken prioritair vinden waar ze zelf al aan werken. Dat werkt zo in het Noorden, maar ook in het Zuiden. Hoe gaan de kennisplatforms hier een verschil maken? Kunnen de echt relevante onderzoeksvragen wel worden geformuleerd middels een gesprek tussen wat wijze mensen van liefst verschillende pluimage? Moet er niet iets meer gebeuren, om bijvoorbeeld vragen binnen te halen van nieuwe, misschien zelfs onverwachte kanten? Een innovatieve onderzoeks-agenda lijkt mij eerder het resultaat van een onderhandelingsproces dan van een gesprek tussen partijen – een inclusief proces, voor zover mogelijk. Lokale, nationale, regionale en Noord-Zuid prioriteiten en competenties moeten worden gewogen; belangentegenstellingen en vraagstukken van eerlijke concurrentie, integratie en rechtvaardigheid moeten worden meegenomen.

Ten tweede, en sterk gerelateerd aan het bovenstaande, de “petten”. De platforms zouden met name een rol zouden moeten spelen in het identificeren van de vragen, het opstellen van de agenda, het in kaart brengen van kennis, en in de terugkoppeling van onderzoeksresultaten. De uitvoering, het onderzoek zelf, zou dan door anderen gedaan moeten worden. Dat lijkt me geen gemakkelijk idee in onze huidige “kennis- en netwerk-” economie, waarin velen van ons met vele anderen op de één of andere manier verbonden zijn. We zijn allemaal maar mensen, en het lijkt me uitermate lastig om van de platform-experts een zo’n verregaande objectiviteit (of is het neutraliteit?) te verwachten.

Ten derde, impact en de verdieping van kennis. De verdieping van kennis, zo wordt ons gesuggereerd in de kennisbrief, is mogelijk omdat Nederland zich ten eerste gaat specialiseren op een aantal thema’s, en ten tweede omdat we ons gaan richten op een beperkt aantal landen. Ook al valt hier niet zoveel op af te dingen, er is wel een risico. Voor economische groei in het Zuiden, en met name in Afrika, is de ontwikkeling van regionale handelsstromen immers van groot belang. Ketens en industriële “clusters” hebben niet zoveel met grenzen, en innovatie heeft niet zoveel met prioriteitsthema’s. Wat in Burkina Faso begint, kan best wel eens een steviger vervolg krijgen in Mali; wat in de agro-food sector begint, kan nieuwe vragen oproepen in de logistiek, of anderszins, wat in de ICT sector begint, kan nieuwe mogelijkheden bieden voor de agro-food sector. De verbanden blijven uitermate belangrijk.

Ik lees weinig over wie aan deze kennisplatforms gaat deelnemen en waarom, en over hoe de platforms en de onderhandelingsprocessen daaromheen zullen worden gefaciliteerd. Uitermate belangrijke vragen, lijkt me.

Tenslotte, veel uitdagingen waar we vandaag de dag voor staan hebben geen simpel antwoord; ze vereisen een aanpak waarin onderzoek en praktijk niet achter elkaar gebeuren, maar tegelijkertijd en in samenhang. Duurzame innovatie vergt ook, en misschien zelfs wel met name in het Zuiden, interactie en continu schakelen tussen ondernemers, activisten, onderzoekers, en beleidsmakers, tussen lokale, nationale en regionale niveaus, en tussen Noord en Zuid. Collectieve actie, doen en daarvan leren, leren en daardoor anders doen, dáárom gaat het. De vragen die er toe doen, en de spelers die daarbij nodig zijn in ketens of innovatieclusters veranderen voortdurend.

Een platform als baken in een woelige zee van veranderingen, het kan zeker nut hebben, al zullen niet alle Zuidelijke experts zitten te wachten op weer een serie vergaderingen. Wellicht kan er aangesloten worden bij bestaande netwerken, platforms en fora. In ieder geval ligt de tijd dat een kleine elite rustig kon discussiëren over de toekomst van ons allemaal ver achter ons. Een platform: het klinkt zo eenvoudig en nuttig; maar de weg ernaar toe, en de wegen daarvandaan zijn niet zo gemakkelijk als ze soms lijken. Vals plat, voor wie dat nog niet doorheeft.