News

Anneke Wensing: Gender- blind? = Oplossings-arm

Development Policy18 Mar 2010Anneke Wensing

Op 18 januari 2010 heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) het rapport ‘Minder pretentie, meer ambitie’ – Ontwikkelingshulp die verschil maakt’ gepresenteerd. Niet alleen is dit rapport sinds die tijd onderwerp van discussie, ook is het kabinet gevallen en maakt Nederland zich op voor nieuwe landelijke verkiezingen. WO=MEN heeft geconstateerd dat het rapport in haar geheel schokkend gender-blind is en wil de WRR en de verdere discussie graag een handje helpen om hierin verandering te brengen.

Onze centrale stellingen zijn:

1. Aanbevelingen en oplossingen op het gebied van ontwikkeling en andere mondiale vraagstukken moeten altijd uitgaan van een gedegen genderanalyse

Een gender analyse betekent dat er gekeken moet worden naar de verschillende effecten van armoede op vrouwen en mannen en hun differentiële rollen – bestaande en potentiële – bij ontwikkeling op elk terrein (economische groei, onderwijs, gezondheidszorg, landbouw, klimaat, conflict, etc.). Voor elke aanbevolen beleidsinterventie moet vooraf een analyse gemaakt worden van de verschillende effecten van de interventie op mannen en vrouwen. Naar onze mening is de WRR in het rapport voorbij gegaan aan de rol van mensen, zowel mannen als vrouwen, in het ontwikkelingsproces, terwijl economische groei en ontwikkeling gemaakt wordt door mensen, door mannen en vrouwen, die ieder op hun eigen manier bijdragen aan ontwikkeling en daarmee de voorwaarde voor ontwikkeling vormen.

2. Het WRR rapport is gender-blind.

In de bijna 300 pagina’s komt het woord ‘vrouwen’ slechts 11 keer voor, ‘meisjes’ en ‘gender’ slechts één keer. Minder dan 15% van de geïnterviewden zijn vrouwen en in de geraadpleegde literatuur zijn weinig onderzoeksgegevens gebruikt uit zuidelijke en civiele bronnen. Slechts één van de zuidelijke informanten heeft een rol in ‘vrouwen en ontwikkeling’ en minder dan 5% van hen maakt deel uit van civiele bewegingen. De bronnen die gebruikt zijn, zijn naar onze mening te mager om te kunnen verdedigen dat de analyse omvattend genoeg is.

De genderanalyse van armoede ontbreekt en ook wordt niet besproken hoe vrouwen veranderingen kunnen bewerkstelligen en juist kunnen bijdragen aan de economische groei en daardoor aan de ontwikkeling en zelfredzaamheid van landen én mensen.

De WRR heeft niet kunnen benoemen hoe armoede en de gecombineerde economische, voedsel- en klimaatcrisis een neerwaartse spiraal van toenemend geweld tegen vrouwen bevorderen en de kleine successen op het gebied van gender justice van de afgelopen jaren tegenwerken.

Een ander gemis is, dat er geen aandacht wordt besteed aan het belang van het doorbreken van patriarchale patronen door het bevorderen van de emancipatie van vrouwen en meisjes, hen in staat te stellen hun seksuele en reproductieve rechten te claimen, en het versterken van instituties gericht op ecologisch en sociaal duurzame ontwikkeling.

3. De aanbevelingen van de WRR zijn door het gebrek aan genderanalyse en de daarbij behorende logica maar gedeeltelijk bruikbaar.

Vanuit een genderanalyse had de WRR tot zinvolle transformatieve oplossingen kunnen komen. Oplossingen over hoe te werken aan sociale cohesie, ownership van ontwikkelingsprocessen in eigen land, accountability, democratie, omgaan met bevolkingsdruk en een duurzame inclusieve economische groei. De WRR had dan niet alleen economische groei maar ook het verdelingsvraagstuk centraal gesteld tussen landen en binnen landen. Omdat in de WRR analyse de nadruk ligt op economische groei en niet op ontwikkeling van mensen, heeft de WRR onvoldoende kunnen komen tot antwoorden over deze zaken. De mondiale interdependentie en het zoeken naar oplossingen vraagt om meer en gelijke deelname en participatie van vrouwen in ontwikkelingslanden in de nationale, regionale en globale besluitvorming. De conclusies zouden, volgens ons, overigens niet alleen over vrouwen moeten gaan, maar over het werken aan een inclusieve democratie/economie waar niet het patriarchale ‘the winner takes it all’ overheerst, maar een ecologisch, sociaal en economisch duurzaam ontwikkelingsconcept, waarin respect voor de mens en de natuur in al zijn diversiteit centraal staat.

De WRR-aanbevelingen om meer maatwerk te leveren en om te werken aan Global Public Goods worden door ons onderschreven, maar de voorstellen om een technisch NLAID te vestigen, in maar tien landen te werken en het niet meer te hebben over de 0.7% vloeien daar niet logisch uit voort. De armoede-, ontwikkelings- vredes-, bevolkings-, en klimaatproblematiek en de noodzaak tot genderanalyses en oplossingen vergen realistisch gezien bijvoorbeeld eerder het dubbele of driedubbele qua geld en vooral qua (gender-)kwaliteit, dan de ter discussie gestelde 0,7% norm. Daarnaast zal een afname van de bijdrage van Nederland een negatief effect hebben op de koploperspositie van Nederland op ‘moeilijke thema’s’ en de Nederlandse bijdrage aan het realiseren van gender justice. Ook lijkt deze aanbeveling in strijd met de sterkere mondiale rol die de WRR voor Nederland ziet. Complexe problemen laten zich vooral oplossen als donoren en rijke landen hun politieke beloftes nakomen. Het voorstel om de minister voor Ontwikkelingssamenwerking direct te laten fungeren onder de minister-president en te laten waken over de coherentieagenda is naar onze mening, een uitstekende aanbeveling van de WRR.

Oproep aan de politiek

WO=MEN roept de Nederlandse regering en politieke partijen op om bij het ontwikkelen, implementeren en evalueren van OS-beleid altijd uit te gaan van een genderanalyse. De aanbevelingen van het WRR rapport kunnen niet zondermeer worden overgenomen omdat de juiste analyse voor de conclusies ontbreekt. Daarnaast vragen we om de cruciale rol die vrouwen (kunnen) spelen in het omgaan met mondiale vraagstukken, waaronder klimaatverandering, economische en ecologische crises, bevolkingsvraagstukken, mensenrechten, oorlog, geweld en conflict en groeiende ongelijkheid te erkennen, altijd centraal te stellen en hen actief daarin te ondersteunen.

We hopen dat deze genderreactie wordt meegenomen in de reacties van de verschillende politieke partijen op het rapport. Hieronder is nog meer inhoudelijke achtergrond te vinden ter onderbouwing van bovenstaande. Binnen het WO=MEN netwerk is een enorme hoeveelheid expertise beschikbaar die wij graag willen inzetten voor het mede-ontwikkelen van de OS-agenda van politieke partijen en OS- beleid.

Inhoudelijke, uitgebreide achtergrond

1. Het WRR rapport gaat over economische ontwikkeling van LANDEN, niet over de ontwikkeling van MENSEN of over de rol van vrouwen in de informele en formele economie.

Dit komt omdat ‘ontwikkeling’ ‘bijna altijd gedefinieerd wordt als een bewuste versnelling van modernisering, opgevat als een gesynchroniseerde vierdubbele transitie van de economie, de overheid, het politieke systeem en de samenleving’ (blz. 61). In de loop van het rapport gaat voor de WRR het begrip ‘ontwikkeling’ dan ook expliciet en impliciet steeds meer over economische groei en niet over mensen. Met ‘zelfredzaamheid’ wordt economische zelfredzaamheid bedoeld……van LANDEN.

Er wordt geen genderanalyse gemaakt van armoede in het WRR rapport. Daarom wordt het ook niet duidelijk dat er een groeiend aantal meisjes en vrouwen deel uitmaken van de 1.5 miljard mensen die minder dan 1.25 dollar per dag te besteden hebben. Al jaren wordt geschat dat vrouwen 70% uitmaken van die mensen die in armoede leven, maar de combinatie van de voedsel-, klimaat- en economische crisis, de terugloop van ‘remittances’, de verschraling van de informele economie en de daarmee samenhangende toename van huiselijk en gemeenschapsgeweld leidt ertoe dat dit geschatte percentage nu oploopt.

De WRR schrijft: ‘dat de wereldvoedselproductie de groei van de bevolking verre overtroffen heeft’(blz. 99), en dat klimaatafspraken nu belangrijk zijn en het mondiaal beheren van energie en voedsel op iets langere termijn (blz. 168). Maar het rapport gaat daarbij weer niet in op de onrechtvaardige verdeling NU en het feit dat 1.02 miljard mensen (vooral vrouwen, kinderen, zieken en ouderen) dagelijks honger lijden. Vrouwen spelen echter een cruciale rol in de wereldvoedselproductie; in sommige ontwikkelingslanden wordt 60% tot 80% door vrouwen geproduceerd. Vrouwen hebben dus een niet te onderschatten rol in voedselzekerheid en in klimaatmitigatie en – adaptatie interventies.

Er wordt ook geen genderanalyse gemaakt van ontwikkeling van MENSEN. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het werk van Amartya Sen en de Millenniumdeclaratie en -doelen (MDGs) worden door de WRR niet als denkkader gebruikt. Dit heeft tot gevolg dat er geen gedegen analyse is gemaakt van het recht op en het positieve effect van o.a. gezondheidszorg (tegengaan van moeder- en kindersterfte, HIV-Aids, toegang tot anticonceptie) en van onderwijs aan meisjes, waar zelfs cynisch over geschreven wordt dat ‘MDG2 veel kwaad heeft berokkend’ (blz. 177), met de aanbeveling dat Nederland daar minder geld in moet steken! Hiermee wordt een belangrijk deel van de beschikbare onderzoeksliteratuur overgeslagen, waaruit blijkt dat meisjes die onderwijs ontvangen later een betere onderhandelingspositie in hun gezin hebben, minder kinderen krijgen, hun families gezonder houden en economisch en politiek actief zijn. Daarnaast wordt de wetenschappelijk aangetoonde relatie tussen zelfbeschikking van vrouwen, als het gaat over het krijgen van kinderen (seksuele en reproductieve rechten) en een afname van bevolkingsgroei nergens genoemd, terwijl bevolkingsdruk wel als probleem erkend wordt (blz. 46). De rol van microfinanciering en verzekeringen in het bevorderen van informele landbouw, voedselzekerheid, productiviteit en kleine handel als een economische ontwikkeling die niet zichtbaar wordt in landelijke economische productiecijfers maar wel meewerkt aan de opbouw van een (lagere) middenklasse wordt ook niet door de WRR beschreven. Bangladesh (met de Grameen bank en BRAC) in vergelijking met Pakistan kan hierbij als voorbeeld dienen.

2. Het WRR rapport maakt geen genderanalyse van de toegenomen interdependenties in de wereld in termen van geweld en ook niet van de rol van vrouwen in het bevorderen van vrede.

In de beschrijving van de groeiende interdependenties in de wereld schrijft de WRR: ‘Klimaatverandering, Mexicaanse griep, financiële stabiliteit, biodiversiteit, terrorisme, migratie, waterschaarste, met uitsterving bedreigde vis – het zijn allemaal voorbeelden van mondiale kwesties die samenwerking over grenzen heen vereisen’ (blz. 250). Het gaat hier – wederom – om economische problemen. Menselijke problemen worden vergeten en ook de rol van vrouwen in de oplossing van deze mondiale kwesties wordt op geen enkele manier uitgewerkt. Bijvoorbeeld: het WRR rapport onderkent hier niet wapenbezit en oorlog, of het door armoede toenemend huiselijk en maatschappelijk geweld tegen vrouwen, incest, gedwongen prostitutie en vrouwenhandel, groeiende criminaliteit of verkrachting als oorlogswapen. Wel stelt de WRR dat oorlog en conflict slecht is voor de stabiliteit en dus ook voor economische ontwikkeling (blz. 80-81), maar mist een visie op de rol die vrouwen kunnen spelen in conflictbemiddeling, in sociale cohesie en in opbouw na conflicten (zie ook UN Security Council Resolutie 1325).

Ook ontbreekt in het rapport een beschrijving over de rol van de VN (blz. 118), de resultaten van de vierde wereldvrouwenconferentie in Beijing en de invloed daarvan op de Millenniumdeclaratie van 2002 en de teleurstelling van de vrouwenbeweging over de verschraalde Millennium Development Goals van 2002. Vanuit het perspectief van de ontwikkeling van de wereldwijde vrouwenbeweging (met sterke zuidelijke organisaties) is het volgende citaat verbijsterend: ‘Conflictbemiddeling is vooral nodig in samenlevingen die etnisch of religieus gefragmenteerd zijn en waar een pacificerende overheid ontbreekt (Narayan 1999), terwijl de empowerment van vrouwen alleen zinvol is als al veel beweging op dit gebied bestaat. In dat laatste geval zal het toetsingskader vooral draagvlak en kwaliteit zijn’(blz. 270). Deze conclusie kan alleen voortkomen uit een gebrek aan genderanalyse op alle niveaus en een dergelijk statement maakt ook meteen duidelijk waarom we anno 2010 nog steeds zo ver verwijderd zijn van gender justice.

In het kader van de toenemende wens tot internationale coherentie schrijft de WRR: ‘Of in een concreet geval sprake is van coherentie hangt af van je gezichtspunt. Een verbod op wapenhandel naar arme landen is coherent met het streven naar stabiliteit en incoherent met het belang van ondernemers en werknemers in de wapenindustrie, en met het verlangen van departementen die internationale handel willen bevorderen’(blz. 229). Een zekere interesse in de vrouwen,- en mensenrechtenbeweging zou de WRR geleerd hebben dat de gewenste beperking niet alleen gaat over wapenhandel, maar ook over het beperken van wapenproductie (westerse winsten) en ontwapening inclusief het terugdringen van nucleaire wapens (westerse dominantie). Dat is zeer coherent met een visie op nationale en internationale stabiliteit, interdependentie en menswaardige ontwikkeling.

3. Geen genderanalyse in het WRR advies bij het denken over de opbouw van instituties, good governance, democratie, civil society en het bedrijfsleven.

Omdat het WRR advies vooral de nadruk legt op economische groei en de rol van staat tot staat, ontbreekt vanzelfsprekend ook een genderanalyse van bestaande governance instituties. Het jaarlijkse Social Watch Report (opgesteld met betrokkenheid van meer dan 5000 onderzoekers en 500 universiteiten, maar niet gebruikt door de WRR) analyseert de participatie van meisjes en vrouwen in 160 landen in de wereld in onderwijs en in economische en besluitvormende zin.

Het blijkt dat de gendergelijkheid in het onderwijs mondiaal toeneemt (gemiddeld 90%), dat economische participatie/inkomen nu door de crisis weer terugvalt naar onder de 60%, en dat de participatie van vrouwen in technische, management, bedrijfsmatige, overheid en politieke functies iets toeneemt maar vooralsnog blijft hangen op 34% gemiddeld wereldwijd.

Het gaat hierbij niet alleen over de aantallen, maar over het creëren van een cultuur van een gender-inclusieve democratie. Het WRR rapport verengt en bagatelliseert het begrip ‘democratie’ tot ‘democrazy’ in de zin van verkiezingen: zeer pijnlijk voor al de mensen die zich wereldwijd opwerpen voor burger- en mensenrechten (strijd tegen apartheid, Zimbabwe) en vooral voor vrouwen die via verkiezingen wel degelijk invloed hebben. (bv. de recente geschiedenis in Nepal toont een dergelijke transformatie).

De VN wordt als regisserende instantie heel gemakkelijk weggeschreven (blz. 221). Maar in de VN is nu juist een proces begonnen om een geïntegreerd normatief en operationeel organisatieonderdeel met betrekking tot vrouwenrechten hoog in de eigen hiërarchie te plaatsen (het zgn. Gear-proces). Zorgen voor evenredige participatie van vrouwen in alle onderhandelingen met betrekking tot en ontwikkelings- en vredesprocessen kan hier de oplossing bieden.

4. Met een genderanalyse had de WRR tot nieuwe en transformatieve oplossingen voor ontwikkeling kunnen komen.

Met een genderanalyse had de WRR zich gerealiseerd dat het werken aan sociale cohesie, ownership en accountability gaat om het bouwen van een systeem van checks en balances ten aanzien van lokale en nationale overheden en tussen verschillende onderdelen van hun bevolking en bedrijfsleven. Dit gaat om een interactieve democratie met civiele,- en mediavrijheden, en niet enkel om verkiezingen. Hierbij is civil society essentieel, waarbij de vrouwenbeweging nu al een grote (en onderbetaalde) functie heeft in het tegengaan van geweld, ontwikkelen van nieuwe hulpverleningsmethoden voor mannen en vrouwen, en voor het individueel en collectief weerbaar maken van kinderen, vrouwen en andere minderheidsgroeperingen. Daartoe behoort het verantwoordelijk houden van bedrijven en overheden bijvoorbeeld t.a.v. hun mensen- en consumentenrechten en arbeidspraktijk, de kwantiteit en kwaliteit van onderwijs en gezondheidszorg, de juridische systemen en het nakomen van klimaatafspraken e.d.

Wat betreft de economische ontwikkeling van een land had het rapport met een genderanalyse niet alleen de economische groei centraal kunnen stellen, maar had het dieper in kunnen gaan op het verdelingsvraagstuk en de invloed hiervan op de ontwikkeling van mensen. Niet alleen vrouwen maar ook mannen die acteren vanuit een mensenrechtenvisie, en die zich bevinden in allerlei rollen (overheid, bedrijfsleven, civiele organisaties) kunnen de sociale dwarsverbindingen en accountability organiseren waar de WRR in het rapport naar snakt: inclusief gender-budgetting, een begrip dat niet voorkomt in dit advies. Een kwalitatief goed onderwijs-, gezondheids- en sociaal veiligheidssysteem helpt daarbij: stabiliteit wordt positief beïnvloed door opleiding en perspectief: niet alleen in economische maar ook in sociale, culturele en juridische zin (rule of law).

Wat betreft het algemene belang en de groeiende mondiale interdependentie waar de WRR het terecht over heeft: vanuit een genderanalyse komen de oplossingen dichterbij. Zoals nu ook bepleit wordt door de ILO: bevorderen van een duurzame, groene economie waarbij energie-, water- en voedselschaarste lokaal en nationaal opgelost wordt via het bevorderen van kleinschalig maatwerk dat duurzame oplossingen en productie van vrouwen en mannen bevordert (decent work, decent pay). Die lokale en nationale groene economie moet een ontwikkelingsland dan wel kunnen en mogen beschermen en bevorderen; geen dumping van gesubsidieerde landbouw producten uit het rijke westen, of producten uit extreem lage loon/lonen landen waar vakbonden verboden zijn. Geen gedwongen conditionaliteiten die komen uit IMF leningen, geen speciale handelsdeals bedongen door de Europese Commissie (EPA’s) en/of belastingsvoordelen en milieu ontheffingen voor machtige multinationals. Ontwikkelingshulp en internationale samenwerking kan alleen werken als het ‘the winner takes it all’ gedrag van de rijke landen stopt en echt is gestoeld op principes van coherentie.