News

Bert Meertens: Minder neutraal, meer doorpakken

Development Policy23 Jan 2010Bert Meertens

Het WRR rapport “Minder pretentie, meer ambitie” is een prettig leesbaar document waarin een brede analyse gemaakt wordt van ontwikkelingshulp in de afgelopen zestig jaar en hoe het Nederlandse beleid op dit vlak eruit kan zien in de toekomst. De brede analyse is grotendeels zorgvuldig gedaan en blinkt uit door het verwerken van recente bevindingen. Het is verademend om te lezen dat men de nadruk weer legt op ontwikkeling en het zelfredzaam maken van landen en daarbij het belang van de landbouw erkent. Ook goed is het verbreden van de ontwikkelingshulp naar mondiale kwesties op het gebied van handel, klimaat, veiligheid, migratie, eigendomsrechten en internationale geldstromen. Om deze accentverschuivingen goed te kunnen aanpakken pleit het rapport voor meer professionaliseren, investeren in kennis, specialiseren en meer coherentiebeleid voor ontwikkeling. Dit kan volgens het rapport het beste aangepakt worden door in een beperkt aantal landen (ongeveer 10, voornamelijk in Afrika bezuiden de Sahara), een eigen ontwikkelingsorganisatie, genaamd NLAID, tot stand te brengen.

De analyse van de ontwikkeling van de landbouw in Afrika bezuiden de Sahara is echter niet goed uit de verf gekomen. Het rapport stelt diverse keren dat de groene revolutie aan Afrika bezuiden de Sahara voorbij is gegaan omdat er, in tegenstelling tot Azië, geen goede instituties waren voor het leveren van inputs en technisch advies. Hierbij wordt vergeten dat er in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw enorme inspanningen werden geleverd door overheden in samenwerking met de Wereldbank en internationale donoren om zaden en kunstmest bij de kleine producenten te krijgen. Net als in Azië stimuleerde de overheid de landbouw met behulp van subsidies op zaden en inputs, stabilisatie van prijzen voor producenten en gegarandeerde afzetmarkten. In Kenya, Tanzania, Malawi, Zambia en Zimbabwe leidde dit tot spectaculaire vermeerderingen in nationale maïsproducties. Vanaf halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw werden deze successen weer teniet gedaan door de structurele aanpassingsprogramma’s van de Wereldbank omdat de overheden geen subsidies meer mochten geven voor landbouwkundige inputs en de distributie en marketing van inputs en outputs moest overlaten aan de private sector (meer details zijn te vinden in het document) .

Het WRR rapport stelt dat het onmogelijk is zinvolle uitspraken te doen over de betekenis van ontwikkelingshulp en dat hulp hooguit een katalysator kan zijn voor ontwikkeling onder specifieke voorwaarden. Dit heeft een hoog “het kan vriezen en het kan dooien”-gehalte. Het bovenstaande voorbeeld geeft namelijk aan dat hulp net zo goed een katalysator kan zijn voor afbraak van ontwikkeling. In Afrika bezuiden de Sahara vormt hulp namelijk een substantieel deel van het nationale budget van veel landen en de frequente veranderingen in hulpparadigma’s met daaraan verbonden verschuivingen in aandachtspunten hebben geleid tot inconsistent langtermijn beleid. De internationale donoren zijn daardoor in feite mede verantwoordelijk voor de falende ontwikkeling in veel Afrikaanse landen bezuiden de Sahara. In Azië hadden de donoren gelukkig veel minder macht omdat de overheden hier sterker georganiseerd waren en minder afhankelijk waren van de hulp.

Het WRR rapport is eigenlijk te neutraal. Het levert voldoende munitie tot vuren maar helaas heeft men geen peper in het achterwerk en pakt men niet door. De foto op de voorpagina is daarom misplaatst. Men geeft aan dat coherentie van beleid van groot belang is en constateert verder dat er zowel in Nederland als in de EU weinig concrete stappen volgen op de aanbevelingen op dit vlak. Waarom dit gebeurt, vraagt men zich vervolgens onvoldoende af. Eigenlijk weet men wel dat de ontwikkelingshulp een zwakke geste is van het Westen voor de machtsongelijkheid in de wereld. De ministers van buitenlandse zaken, economische zaken en landbouw hebben meer macht dan een minister van ontwikkelingssamenwerking omdat zij de verworvenheden van hun eigen burgers en kiezers verdedigen en in stand houden. De suggestie van het WRR rapport om de portefeuille van de minister voor ontwikkelingssamenwerking te verbreden ten koste van de andere ministers zal dan ook niet opgevolgd worden omdat dat de macht te veel zal verschuiven naar de ontwikkelingslanden. In feite wordt William Easterly correct geciteerd als hij stelt dat “The ones most likely to ‘save Africa’ are Africans themselves”. Zo heeft namelijk ook ontwikkeling plaatsgevonden in Europa en Azië; door de eigen burgers en overheden. De suggestie van het WRR rapport om de Nederlandse ontwikkelingshulp te concentreren in maar 10 Afrikaanse landen bezuiden de Sahara zal de endogene ontwikkeling niet ten goede komen vanwege een te grote invloed van Nederland als donorland. Inderdaad zijn minder pretenties hier op zijn plaats en zou Nederland meer een faciliterende functie dienen te vervullen bij de zelfredzaamheid van de ontwikkelingslanden.