News

Gemma Crijns en Marieke de Wal : De toekomst voor OS ligt in de dialoog

Development Policy11 Mar 2010Gemma Crijns, Marieke de Wal

In de discussie over het WRR-rapport Minder pretentie, minder ambities, in de debatten die de afgelopen twee maanden zijn georganiseerd en in de bijdragen op www.thebrokeronline.eu, vallen ons een paar zaken op. Allereerst wordt sinds lange tijd weer op een juiste toon en met de noodzakelijke nuance gesproken over ontwikkelingssamenwerking. Dat werd hoog tijd, na alle simplistische sound bites waar sommige fervente OS-critici in gespecialiseerd lijken. Ten tweede nemen opvallend veel OS-professionals deel aan het debat: wetenschappers, opinieleiders, beleidsmakers en NGO-medewerkers. Ook dat werd hoog tijd, want het bleef soms akelig stil in antwoord op die kort-door-de-bocht critici. Ten derde roemen vrijwel alle bijdragen de kwaliteit en doorwrochtheid van het WRR-rapport, en terecht, denken ook wij.

Maar wat ons vooral opvalt is dat bijna alle bijdragen – voor zover gepost op deze site – gericht zijn op een kritische bespreking van de analyse en de oplossingsrichtingen van het WRR-rapport. Als we niet beter zouden weten, lijkt het welhaast een partijtje gezamenlijk bashen tegen de WRR. De een mist een uitwerking van de politieke dimensie, een ander vindt dat het noordelijke perspectief te dominant is, sommigen spreken er zelfs schande van dat de ‘stem van de arme’ niet gehoord is, weer een ander is van mening dat de NGO’s er wel heel bekaaid van afkomen, een volgende vindt het een gemiste kans dat er niet meer aandacht is voor de rol van het bedrijfsleven; ook de keuze voor 10 landen, de aanbeveling tot oprichting van NL Aid en het ter discussie stellen van de 0,7% norm veroorzaken veel opwinding. Begrijp ons niet verkeerd: er is niets mis met kritiek en aanvullingen, sterker nog: die kunnen heel nuttig zijn voor het debat. Maar vooralsnog is het dan ook voornamelijk bij debat gebleven.

Duidelijk is ook dat vele bijdragen geschreven zijn vanuit een specifiek belang of een bepaalde positie. Dit is niet nieuw, maar kenmerkt de discussie rond OS al lange tijd. Dit vertrekpunt is wellicht logisch, maar belemmert o.i. de discussie eveneens. Want bijna niemand lijkt in staat of is bereid om over de eigen schaduw heen te springen. Een tweede kenmerk van de discussie is dat hij in een gesloten circuit plaats vindt, en met vergelijkbare uitkomsten.. Kijk naar de verschillende initiatieven die in de afgelopen tijd zijn ondernomen om gezamenlijk, met vertegenwoordigers vanuit verschillende (deel)sectoren die bij OS betrokken zijn, te werken aan een nieuwe OS-visie, een nieuw OS-beleid of een nieuwe OS-architectuur. Zowel bij de beleidsdialoog die vooraf ging aan MFS II (www.ontwikkelingisverandering.nl), het DPRN-project over de toekomst van OS (http://structurefollowsstrategy.dprn.nl/) als het project Singing a new policy tune, waarbij naast wederom DPRN ook MDF, ISS en Vice Versa betrokken zijn (http://e-mdf.nl/projects/dprn/) waren dezelfde vertegenwoordigers betrokken. Het leverde weinig op, tot teleurstelling van alle partijen. Voortdurend wordt opnieuw geconstateerd dat de meningen toch wel erg uiteenlopen, dat er toch wel heel verschillend wordt gedacht over wat OS nu precies is en hoe het er in de toekomst uit moet zien. Een derde kenmerk, deels voortvloeiend uit bovenstaande, is de wijze waarop met elkaar gesproken wordt. Het is bijna altijd een debat, zelden een gesprek, laat staan een dialoog, waarin mét elkaar gezocht wordt naar een nieuwe toekomstvisie voor OS.

Tegelijkertijd is het voor iedereen pijnlijk duidelijk dat verandering nodig is en dat het anders moet, dat het 5 voor 12 is.

Als relatieve buitenstaanders verbazen wij ons er al langere tijd over dat het binnen de sector ontbreekt aan ‘doorzettingsmacht’: ondanks het feit dat velen ervan overtuigd zijn dat het zo niet veel langer meer kan, lukt het maar niet om met elkaar een nieuwe visie te ontwikkelen. Hoe komt dat toch?

Wij denken dat dit gebrek aan doorzettingsmacht te maken heeft met twee zaken die in elkaars verlengde liggen: enerzijds de manier waarop de processen rond een toekomstvisie wordt ingericht en anderzijds een groot gebrek aan onderling vertrouwen en openheid waardoor men niet in staat of bereid is zich in te leven in en rekening te houden met de belangen van de ander. Terwijl alle betrokkenen uiteindelijk hetzelfde belang dienen, namelijk ‘ontwikkelingshulp zo doseren en vormgeven dat dit verschil maakt (…)’ (WRR, pag. 278).

Als we kijken naar de genoemde visieontwikkelingsprocessen dan zien we het volgende: er zijn veel betrokkenen; iedereen wordt uitgenodigd want iedereen mag en wil natuurlijk meepraten; het zijn vaak de usual suspects: OS-wetenschappers, beleidsmakers DGIS, NGO-medewerkers en eventueel ook nog wat vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven; de bijdragen komen voort uit eigen belangen; het is moeilijk over de eigen schutting heen te kijken en men blijft ‘hangen’ in dilemma’s, waarover iedereen het eens is dat ze onoplosbaar zijn. (Is er wel eens iemand op de gedachte gekomen dat dilemma’s helemaal niet opgelost hoeven te worden?) Er wordt steeds maar weer gestreefd naar consensus; kool en geit worden gespaard. Daardoor zijn uitkomsten van bovengenoemde initiatieven veelal opsommingen van perspectieven en uitgangspunten in beleidsjargon. Ze geven een perfect overzicht van de verschillende meningen die het veld telt maar leiden zelden tot keuzes. Deze processen leiden niet tot iets nieuws onder de zon, maar tot meer van hetzelfde (de kleren van de keizer).

Wij constateren dat het inrichten van de processen op de gebruikelijke manier niet meer werkt. De wereld is daarvoor te complex geworden. Er moet een nieuwe, meer open en belangenloze manier gevonden worden om gezamenlijk (over sectoren heen) en werkendeweg de weg vooruit te vinden. De notie moet doordringen dat we elkaar daarvoor nodig hebben. En dat vraagt vertrouwen, in onszelf en in elkaar.

De belangrijke vraag die volgens ons voor ligt is hoe we het nieuwe pad moeten vinden en vormgeven.

In tegenstelling tot de visieontwikkelingspprocessen heeft het WRR-rapport getracht wel tot een aantal inhoudelijke en organisatorische keuzes te komen en biedt daarmee diverse aanknopingspunten om de toekomst van OS in de geglobaliseerde wereld vorm te geven. Wij denken dat de WRR met ‘mondiale ontwikkeling’ en aandacht voor global public goods voorop, maar ook met het belang van focus (beperken tot aantal landen of regio’s), contextspecificiteit en professionalisering (kennis opbouwen en vasthouden) en de rol van de civil society mooie uitgangspunten heeft geformuleerd voor het nadenken over de toekomst van OS.

Om dit als vertrekpunten te kiezen is moed nodig. Want het betekent fundamentele keuzes maken voor alle partijen. Het betekent niet met elkaar in discussie gaan over of er wel een NL Aid moet komen maar juist gezamenlijk zoeken naar een vorm waarin we die broodnodige professionalisering (want daar is iedereen het over eens!) voor elkaar kunnen krijgen. Het betekent ook niet met elkaar van mening verschillen over de rol van de civil society maar samen te kijken hoe die het meest adequaat invulling kan krijgen. Want dat NGO’s een belangrijke rol vervullen, daarover is iedereen het wel eens.

Voorafgaand aan het gesprek over deze noties en keuzes is het nodig dat er wordt nagedacht over hoe dit gesprek vorm te geven. Zodat eigenbelang en gebrek aan openheid en vertrouwen niet langer belemmeringen vormen.

Het WRR heeft veel debat en discussie losgemaakt. Dat is prima want iedereen is weer bij de les. De kunst is nu voorbij het debat te geraken en echt met elkaar in gesprek te gaan om te werken aan vertrouwen, en van daaruit de toekomst van OS samen en werkendeweg vorm te geven. Wie pakt deze handschoen op?