News

Henk Jochemsen: Het debat kan nu echt gevoerd worden

Development Policy19 Jan 2010Henk Jochemsen

Moderniseringsagenda

Het met spanning verwachte rapport van de WRR over ontwikkelings-samenwerking (OS) vormt mijns inziens, bij eerste en voorlopige kennisname, een goed uitgangspunt voor een politiek en maatschappelijk debat over ontwikkelingssamenwerking. Het geeft namelijk een kritische maar evenwichtige bespreking van de hoofdlijnen van 60 jaar OS. In de kritiek worden niet eenzijdig de maatschappelijke organisaties op de schop genomen, maar worden ook de bilaterale en multilaterale hulp niet gespaard. Mijns inziens terecht. En men benoemt niet alleen wat mis gegaan is maar ook de positieve resultaten die voor mensen in diepe armoede werden bereikt. Na veel eenzijdige en kreterige kritiek die de afgelopen paar jaar over de OS-sector is uitgestort, is deze onderbouwde evenwichtigheid weldadig.

Tegelijkertijd schuwt men niet om de OS sector en de plaats van de overheid en van andere partijen daarin fundamenteel ter discussie te stellen. Een dergelijke discussie is nodig om aan de problemen die er wel degelijk zijn en aan de aanhoudende scepsis en kritiek in politiek en samenleving recht te doen. En om die vruchtbaar te maken voor de uitvoering van de blijvende verantwoordelijkheid om armoede en mondiale bedreigingen van vreedzame en rechtvaardige verhoudingen in de wereld tegen te gaan. Want terecht signaleert het rapport dat de wereld sinds ontwikkelingssamenwerking in moderne zin begon (na WO II) drastisch is veranderend en dan vooral de laatste twee decennia. Het klassieke patroon van ‘rijk helpt arm met kapitaal en kennis’ heeft grotendeels afgedaan. Er zat ook wel een heel stuk goed bedoeld en deels op korte termijn ook wel nuttig paternalisme in. Maar het impliciete culturele superioriteitsgevoel dat er ook in zat (zit?) heeft er toe bijgedragen dat er in OS ook heel wat is misgegaan. Ik deel dan ook in algemene zin de conclusie dat we niet meer moeten spreken van ontwikkelingssamenwerking maar van mondiale samenwerking waarin iedereen wat te geven en wat te ontvangen heeft. Mijns inziens zijn de crises die we nu doormaken (economische, klimaat- en voedselcrisis) en die allerlei problemen in ontwikkelingssamenwerking schrijnend aan het licht brengen, mede gevolg van een doorgeschoten westerse moderniseringsagenda. Centraal hierin staat de wetenschappelijk-technische beheersing van de natuurlijke en sociale leefomgeving van de mens, die materiële productie en consumptie als hoog(ste) doel stelt.

Leemte

Op dit punt constateer ik in het rapport een leemte. Het bespreekt wel de belangrijkste motieven voor ontwikkelingssamenwerking, maar doet daarover geen uitspraak. En het rapport pleit ervoor dat de mondiale samenwerking, waar men voor pleit het begrip ontwikkeling weercentraler stelt. Maar van dat begrip geeft men geen nadere invulling terwijl juist een eenzijdig economische en technische invulling achtergrond vormt van veel problemen. Men stelt tevens dat het nieuwe beleid waarin het ontwikkelingsperspectief in samenhang een plaats krijgt (coherentiebeleid) politieke keuzes vraagt. Niet alle belangen kunnen tegelijk gediend worden. Maar ook daarin maakt het rapport geen expliciete keuzes. Tegelijkertijd worden vergaande voorstellen gedaan over de wijze waarop de overheid vorm moet gaan geven aan de mondiale samenwerking. Die voorstellen zijn alleszins verdere doordenking en bespreking waard. Maar in die nieuwe voorgestelde structuur liggen natuurlijk ook normatieve keuzen besloten al blijven die impliciet. Voor een WRR rapport misschien wel begrijpelijk. Maar het betekent wel dat het rapport zelf een ethisch en politiek tekort kent. Dit vraagt om een verdergaand politiek en maatschappelijk debat. Niet alleen over de organisatorische vormen waarin de mondiale samenwerking gegoten gaat worden, maar ook over de morele en politieke overtuigingen die eraan ten grondslag liggen.

Maatschappelijk middenveld

Terecht ziet de WRR in de nieuwe structuur voor de mondiale samenwerking zowel als in het debat hierover ook voor de maatschappelijke organisaties een belangrijke rol weggelegd. Een evenwichtige ontwikkeling kan niet zonder een krachtig ‘maatschappelijk middenveld’ en bij de vorming daarvan kunnen maatschappelijke organisaties bij uitstek dienstbaar zijn. Opvallend hierbij is overigens dat de rol van religies en religieuze organisaties in de mondiale samenwerking, voor zover ik gezien heb, ongenoemd blijft. Tot die maatschappelijke organisaties behoren namelijk in het ’Noorden’ maar vooral ook in het ‘Zuiden’ religieuze organisaties, waaronder kerken. Het is goed daar oog voor te hebben. De ervaringen van Prismaleden tonen dat daarin ook een groot potentieel ligt om mensen te helpen zelf ‘eigenaar’ te worden van de ontwikkeling van hun samenleving. En alleen als dat gebeurt kan die ontwikkeling beklijven.

Ik zie het rapport dan ook vooral als een goede start om het politieke en morele debat over arm en rijk, over rechtvaardigheid en duurzaamheid op landelijk en mondiaal niveau, en over de wijze waarop diverse betrokkenen daarin (samen)werken nu open en inhoudelijk voort te zetten.

** Deze bijdrage verscheen ook in de Volkskrant, 19 januari 2010 **