News

Kees Zevenbergen: Mag ik U voorstellen: de Nederlandse Ontwikkelingsorganisatie

Development Policy22 Feb 2010Kees Zevenbergen

‘Helder op de analyse, nog niet zo helder op de aanbevelingen… ‘, dat lijkt wel de strekking te zijn van het betoog van velen die mij voorgingen in hun reacties op het lekker leesbare en zeer welkome WRR rapport. In deze bijdrage geen brede reactie op het rapport, dat is al rijkelijk gebeurd. Maar wel een voorzichtige poging om voort te bouwen op één aanbeveling van de WRR en aan te sluiten bij wat een aantal eerdere schrijvers daarover te zeggen had.

De oprichting van NLAID is één van die aanbevelingen. NLAID, niet als een ouderwets, donor-driven, alwetend huis van waaruit Nederlandse experts hun wijsheden ten beste gaan geven zoals een aantal malen is gesuggereerd. Maar NLAID als één van de uitvoeringsinstrumenten om onze internationale samenwerking landen specifieker, professioneler, lerender, financieel flexibeler en gespecialiseerder te maken, zoals bepleit door de WRR. Als een huis van waaruit op landen niveau, gebaseerd op gedegen sociale, economische, politieke analyses en in nauwe samenwerking en afstemming met alle betrokkenen, aansluiting gevonden kan worden bij en ondersteuning kan worden geleverd aan die statelijke en civiele initiatieven die met een steuntje in de rug en wat wind in de zeilen de burgers in het land een klein stapje verder in hun ontwikkeling zouden kunnen helpen. En een huis dat uiteraard van alle kanten de ramen open heeft staan aan de brede weg die door Johan van de Gronden zo wordt bepleit. Ja een brede weg graag, met daaraan een huis van waaruit geleerd wordt, gezocht en geëxperimenteerd wordt, en van waaruit wat samenhang wordt gepoogd te brengen in de nu zo gefragmenteerde ‘Hollandse hulp’.

Kunnen we bij het beantwoorden van de vraag of NLAID een goed idee is of niet wat leren van onze pseudo NLAID SNV vraagt Ton Dietz zich af. Ook Jaap Dijkstra suggereert om eens een goeie duik te nemen in de ervaringen van SNV. Paul Hoebink vindt dat bij de beoordeling van een nieuwe constellatie ook gekeken moet worden naar de toekomstige rol van SNV daarin.

Valt er wat te leren van de ervaringen van SNV? Neen, volgens Johan van de Gronden. Met een ietwat vileine opmerking schuift hij SNV als irrelevant terzijde. Daar doet hij de organisatie met haar 40+ jarige ervaring te kort mee. En, sterker nog, het niet leren van een organisatie die jaarlijks rond de 90 miljoen Euro aan publieke middelen ontvangt lijkt me toch zonde.

Dus de handschoen opgepakt… een eerste aanzet tot leren van de ervaring van SNV als pseudo NLAID. Als insteek de ambitie van de WRR. De suggestie om NLAID op te richten komt namelijk niet uit de lucht vallen: zij is de neerslag van de onderliggende noodzaak om de hulp landen specifieker, professioneler, lerender, financieel flexibeler en gespecialiseerder te maken.

1. Landen specifieker – duidelijk, SNV werkt landen specifiek. Natuurlijk heeft ook SNV grote benaderingen aangehangen en is de organisatie gevoelig geweest voor de grote ‘one size fits all’ golven uit de ontwikkelingswereld (‘democratisering en decentralisatie zijn goed’ om maar eens een heel gevoelige te noemen). Maar op de keper beschouwd heeft SNV altijd ervaren dat lokale problemen lokale oplossingen vragen en dat lokale oplossingen alleen door lokale mensen en hun organisaties goed en duurzaam ter hand genomen kunnen worden. Het zinnig inspringen op lokale dynamiek heeft binnen SNV overigens ooit de procesbenadering geheten… SNV heeft ook geleerd dat je, om relevant te zijn en te blijven, je lang in een streek moet zitten om te weten wat er echt gebeurt ‘achter de façade’, hoe de hazen lopen en wie ‘the movers and the shakers zijn’. En al die kennis en ervaringen hebben SNV ook geleerd dat er geen ‘quick fixes’ zijn, of een overmaat aan ‘laaghangend fruit’ is. Als het makkelijk was, dan waren mensen er zelf wel uitgekomen. Op landenniveau heeft SNV ook geleerd dat je extreem flexibel moet zijn en razendsnel moet kunnen inspringen op een mogelijkheid die zich ineens voordoet. De kunst is niet om je jaarplan uit te voeren, hoe ‘vraaggestuurd’ ook geformuleerd, maar om in weerwil van je plan te doen wat op een gegeven moment relevant en effectief is. En met dat laatste heeft SNV als reguliere bureaucratie nog wel eens moeite. SNV blijft ook worstelen met die vermaledijde ‘resultaatketens’ en de ‘indicatoren voor succes’ die vaak deel uitmaken van de jaarplannen. Het maken van die dingen blijkt in de SNV praktijk vaak nuttiger om de problematiek te begrijpen en om het speelveld van actoren helder te krijgen, dan dat ze iets zeggen over de echt geboekte resultaten. Maar dat is weer een ander verhaal. Tenslotte: SNV heeft ook geleerd dat heel veel problemen die de burgers in een land ervaren een grensoverschrijdend karakter hebben. Uitdagingen rond migratie, vrede en veiligheid, handel, voedsel stoppen simpelweg niet bij de grens. Vandaar ook dat SNV sinds en paar jaar een ‘regio-structuur’ op de landen kantoren gelegd heeft. Een klein regiokantoor, gevestigd in de regio zelf, daagt de SNV landen teams uit om over de grenzen heen te kijken en te handelen.

2. Professioneler – ook op dit punt is SNV met de tijd en de problematiek meegegaan. De jonge net afgestudeerde MBO’ers en HBO’ers uit de zestiger jaren zijn ondertussen vervangen door gepokt en gemazelde vakmensen met universitaire achtergrond en jaren lange ervaring. SNV heeft zelf hard aan professionalisering gewerkt, er zijn volwaardige professionele ontwikkeltrajecten, een goed salaris pakket en, da’s een interessante, SNV heeft ook een apart carrièrepad ontwikkeld voor de echte specialisten. Zo wordt je niet meer het management ingedrukt als je als vakmens voortgang wil maken in je carrière. Die SNV deskundigheid komt nu voor zo’n 70% ‘uit de landen zelf’ en het is al heel gebruikelijk dat een Ethiopische SNV-er de regio-directeur in Oost Afrika is, en een Malinese SNV-er directeur in Ghana. Die ‘lokalisering van de staf’ heeft ondermeer als geweldig voordeel gehad dat SNV zich nog sneller en makkelijker achter de coulissen kon bewegen. Er zit overigens nog wel een raar kantje aan die lokalisering. Want welk probleem helpt SNV eigenlijk oplossen als er voldoende ‘lokale deskundigheid’ blijkt te zijn om lokale mensen en hun organisaties met lokale oplossingen te helpen? De tijd dat SNV nodig is om kennis en kunde aan te bieden aan landen en situaties waarin deze niet lokaal voorhanden zijn is kennelijk voorbij aan het gaan. En ook dat is een interessante… Er zit nòg een addertje onder het gras. Ook al gesignaleerd door de WRR: SNV is, als al die andere INGO met vestigingen in landen in ontwikkeling, hoe je het ook wendt of keert een betere werkgever dan de nationale overheid, nationale kennisinstituten en die kleine onafhankelijke lokale adviesbureaus die je ook steeds vaker ziet. Waarbij de grote vraag zich voordoet of SNV de ontwikkeling van een autonome en endogene kennis- en adviesinfrastructuur niet in de weg staat. Waarover hieronder iets meer… Wat wel buit kijf staat is dat één van de voornaamste redenen voor de langjarige samenwerking tussen SNV en het Ministerie gelegen lag in het feit dat SNV de door de ambassades zo gemiste ‘ogen en oren in het veld’ heeft.

3. Lerender – dit is een lastige… en laat ik er dus maar kort over zijn: SNV heeft net zo veel moeite om echt te leren als al die andere organisaties die dat zo hartgrondig graag zouden willen. Te druk, te dicht op de zaak, te bang om fouten te maken en toe te geven en maar erg weinig ruimte om echt te experimenteren en te onderzoeken omdat er resultaten geboekt moeten worden. Op dit punt lijkt er niet veel van SNV te leren, ondanks het feit dat de wil om te leren ook daar groot lijkt. Nou ja, op één punt misschien toch: SNV heeft het onwaarschijnlijke vermogen om zich met regelmaat geheel en al op nieuw uit te vinden en relevant te blijven. Over lerend vermogen gesproken. Niet onhandig als de draai naar NLAID ooit gemaakt moet worden.

4. Financieel flexibeler – op dit punt gebeuren er bij SNV echt interessante dingen. Zoals wellicht bekend doet SNV niet meer aan project en programma-uitvoering en beheert zij niet langer grote sommen geld ter investering in ontwikkeling. Dat heeft destijds uiteraard pijn gedaan, want je wordt vaak serieuzer genomen als je veel geld bij je hebt… Maar laat er geen misverstand over bestaan: de scheiding van de zeggenschap over de financiële middelen van de advisering in en facilitatie bij ontwikkelingsprocessen is cruciaal gebleken voor de positionering van SNV als leverancier van hoogwaardige adviesdiensten aan organisaties die die diensten niet op de markt kunnen kopen. Een belangrijke vraag voor NLAID wordt dan wel: hoe scheid je de rol van financier van die van inhoudelijk actief betrokkene bij relevante ontwikkelingsprocessen? Maar ik wilde eigenlijk nog iets anders kwijt. Zoals hierboven al aangegeven realiseert SNV zich in toenemende mate dat haar traditionele rol als ‘aanbieder van deskundigheid’ steeds meer zou kunnen worden overgenomen door lokale deskundigen, die zijn er immers in toenemende mate. Het echte probleem verschuift zich langzaam maar zeker van het gebrek aan goed aanbod naar het gebrek aan de middelen om dat goede lokale aanbod in te kunnen huren. Heel veel lokale organisaties, van lokale overheden, en authentieke maatschappelijke organisaties (niet te verwarren met de donor-driven NGO) tot aan private organisaties (van banken tot kamers van koophandel) beschikken simpelweg niet over de middelen om aan hun enorme vraag naar goeie deskundigheid te voldoen. Een tweede grote reden voor het Ministerie om SNV zo lang te financieren was om de organisatie de tijd te geven om de draai te maken van leverancier van adviesdiensten naar promotor van lokale adviescapaciteit (zuid-zuid kennisdeling, kwaliteitsstandaarden, netwerken van lokale consultants) en om te experimenteren met alternatieve financieringsmechanismen voor capaciteitsopbouw. Er gebeuren daar erg leuke dingen – vraag maar aan Jan Ubels die daar dagelijks mee bezig is. Het aardige is, dat als die mechanismen eenmaal werken en goed lokaal zijn ingebed, SNV, uiteraard in fors afgeslankte vorm, zich zou kunnen toeleggen op de facilitatie van de echt moeilijke en grensoverschrijdende multi-stakeholder trajecten zoals door de WRR gesuggereerd.

5. Gespecialiseerder – hier kan ik kort over zijn: SNV heeft zich al enige tijd geleden gerealiseerd dat je niet overal goed in kan zijn en zich daadwerkelijk toegelegd op een beperkt aantal vakgebieden (water, onderwijs, specifieke ‘value chains’ in landbouw en veeteelt) met daarbij steeds expliciet aandacht voor ‘governance dimensie’ van die vakgebieden. En omgekeerd heeft SNV zich gerealiseerd dat als je niet in staat bent om ‘state of the art’ technisch kennis te koppelen aan ‘top-notch’ veranderdeskundigheid, je geen enkele meerwaarde hebt in de ondersteuning van complexe ontwikkelingstrajecten. De keuze van die vakgebieden is uiteraard op landenniveau gedaan in functie van wat er lokaal speelt, wat er op nationaal niveau als prioritair door de overheid is vastgesteld en vervolgens afgestemd op regionaal niveau om een minimale hoeveelheid ‘kennis en deskundigheid’ te kunnen waarborgen. SNV vakmensen ‘van over de grens’ treffen elkaar steeds regelmatiger en slagen er ook steeds vaker in om bruggen te slaan met kennisinstituten en andere hoofdrolspelers ter zake. Want dat is wel een les: gespecialiseerder is beter, maar alleen als je vervolgens de ramen wagenwijd openzet naar alles wat er om je heen gebeurt.

NLAID als optie voor beter bij het grofvuil? Nee lijkt me niet. De SNV ervaringen leren dat het heel wel mogelijk is om landen specifieker, professioneler, lerender, financieel flexibeler en gespecialiseerder te opereren. Maar de WRR stelt een NLAID voor die veel méér zou gaan doen dan waar SNV ervaring mee heeft of toe opgeroepen is: een coördinerende rol voor de andere Nederlandse inzetten, afstemmen met andere donoren en grote actoren als het bedrijfsleven, een rol spelen bij de financiering van civiele initiatieven (ter ‘vervanging’ van het MFS). Hoe het ook zij, NLAID of niet, Rijksdienst of niet, het lijkt me sowieso geldverspilling om nog meer ‘landenkantoren’ op te tuigen zoals sommige MFO dat steeds vaker lijken te gaan doen. En het lijkt me heel verstandig dat het Ministerie SNV voorlopig heel dicht bij zich houdt, veel te interessant wat daar gebeurt. SNV is geen echt onafhankelijke stichting en ook geen deel van het Nederlands maatschappelijk middenveld. Zolang SNV voor bijna de volle mep door ons wordt gefinancierd en zolang SNV ‘een partner (is) in de vormgeving van het bilaterale beleid en in die zin veel strikter verbonden (is) aan het beleid van de Minister en de uitvoering ervan’ (quote beleidskader SNV), is SNV eigenlijk van ons allemaal. En zo lang dat zo is moeten we leren van die club en haar blijven gebruiken in het realiseren van onze ambities in internationale samenwerking.