News

Louis Emmerij: De Pretentie en Ambitie van de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid

Development Policy04 Feb 2010Louis Emmerij

Kanttekeningen bij de Studie Minder Pretentie, Meer Ambitie: Ontwikkenlingshulp die Verschil Maakt. Dit is een goed geschreven, goed gedocumenteerde, degelijke en tegelijk ambitieuze studie in de beste traditie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Honderden mensen zijn geinterviewd, duizenden boeken en documenten bestudeerd, tienduizenden kilometers gereisd en dat alles samengevat in een kleine 300 pagina’s tekst. Een prestatie.

Ik wil hier niet de studie op de voet volgen, maar slechts puntgewijs enkele kanttekeningen plaatsen.

1- De WRR stelt voor dat Nederland een langdurige relatie aangaat met een sterk gereduceerd aantal landen (tien in plaats van de 36 van nu). Ze suggereert ook dat de 0,7 procent norm niet meer als sacro-saint wordt gezien. Dat zijn gezonde ideeën. Ik zou liever Ontwikkelingscontracten (zoals ik de suggestie zou willen noemen) tussen Europa en Afrika zien dan tussen Nederland en 10 Afrikaanse landen, maar alles op zijn tijd. Wat de norm betreft, als landen meer willen uitgeven aan ontwikkelingshulp, des te beter.

2- Een ander goed idee is om de portefeuille van Ontwikkelingssamenwerking te verbreden teneinde de coherentie tussen ontwikkelingshulp enerzijds en zaken als internationale handel, buitenlandse investeringen en migratie anderzijds, te vergroten (blz 246). Dat is natuurlijk geen nieuw idee maar het wordt met verve gebracht en de rol van Algemene Zaken en de Premier onderstreept.

3- Door de hele studie heen lopen verschillend mantra’s: één daarvan is de maakbaarheid van de maatschappij die ter discussie wordt gesteld en als onmogelijk wordt gezien (blz 145). Die mening – die je de laatste jaren overal kan beluisteren – heb ik nooit begrepen. Ik sprak onlangs met een Europese intellectueel in een café in New York omgeven door staal en glas gebouwen. De man had een dik pensioen, een goede ziekteverzekering, etc. Op een gegeven moment zei hij mij: “Louis, ik geloof niet in de maakbaarheid van de maatschappij.” Mijn klomp brak. Hoe komt hij erbij, dacht ik, hier zitten we in een grote stad, hij heeft alle goede dingen van de Europese verzorgingsstaat en zegt ijskoud dat dit niets met maakbaarheid te maken heeft! De WRR is hierover overigens ambivalent want op blz 171 lees ik plotseling dat “globalisering geen fataliteit is maar (her)vormbaar.” Er is dus nog hoop…

4- Een tweede voorbeeld is: Vooral geen visie (grote overkoepelende ideeën over de economische en sociale ontwikkeling van landen), maar gevoel voor detail want elk land is anders. Dit komt naar voren op vele plaatsen, onder meer op blz. 62-63, 130, en 199. Ik weet niet precies wat de WRR onder een “geloofwaardige Grote Theorie van Ontwikkeling” (63) verstaat. Uit de tekst valt op te maken dat dit heeft te maken met macro-economische beleidsvoorstellen die om de haverklap zouden veranderen (het idee van modes in de economie en ontwikkelingshulp, zie onder meer 193). Een voorbeeld zou zijn de zogenaamde Washington Consensus die inderdaad en gelukkig is verdwenen. Maar je hebt natuurlijk een macro- en steeds meer een mondiaal kader nodig waarbinnen je de nationale en regionale beleidsdetails kunt uitwerken op een consistente wijze. De Oostaziatische visie heeft goed gewerkt in zijn tijd. De import-substitutie visie eveneens voor een periode. De groei- en herverdelingsvisie is belangrijk in vele gevallen. Natuurlijk moet je zo’n visie regelmatig bijstellen, zoals Oost Azië heeft gedaan toen het op tijd overschakelde naar export promotie. Dat heeft niets met modes te maken; wel met rationele beslissingen. 5- In dit verband is het verbazend dat Amartya Sen en de Human Development visie slechts met een enkele zin worden genoemd en dan nog met de vraag wat Sen wel zou kunnen bedoelen met capability (blz. 38). Ik ben altijd van mening geweest dat, om dingen in deze wereld te veranderen, je een visie en een gevoel voor detail nodig hebt. De WRR is eerder geneigd tot het detail, maar in de tekst wordt dikwijls betoogd dat de mondialisering een nieuw kader nodig maakt (277) en op blz 173 lees ik dat “gerichte ontwikkelingsstrategieën te vaak ontbreken.” Dus laten we het maar houden op een misverstand van de WRR of van mij. Ik was echter verheugd op blz 90 te lezen dat “Ontwikkeling gaat om gerichte modernisering. Het is heel wel mogelijk om zaken die daarbij een rol spelen in een algemeen schema te vangen” en op blz 282 wordt heel positief gesteld dat DFID geld opzij heeft gezet voor de ontwikkeling van een growth strategy en het opzetten van een International Growth Centre. Meer modes, meer molens voor Don Quichotes? Is de WRR de mening toegedaan dat de ontwikkelingszon in het Westen opgaat? 6- De meeste bovenstaande punten hebben te maken met economische en sociale ontwikkeling enerzijds en de rol van ontwikkelingshulp daarin anderzijds. Waar de WRR een punt heeft is dat de prioriteiten in ontwikkelingsstudies en –hulp vaak veranderen. Ontwikkelingshulp begon om het tekort te overbruggen tussen nationale besparingen en de nodige investeringen in ontwikkelingslanden. Daarvoor waren internationale besparingen nodig en het werd aanvaard dat deze gedeeltelijk moesten komen uit publieke bronnen van de rijke landen. Men herinnert zich nu niet meer hoe nieuw dat idee was. Particuliere overhevelingen hadden al lange tijd plaats gevonden (investeringen in spoorwegen in Argentinië, bijvoorbeeld). Maar het overhevelen van publieke fondsen was nooit of zelden het geval. Maar wat er in de afgelopen 60 jaar is gebeurd in het ontwikkelingsbeleid is een soort “vlucht voorwaarts.” De ene prioriteit was nog niet bereikt of een andere drong zich op: onderwijs, gezondheidszorg, vrouwen, het milieu, armoede bestrijding, enz, enz. De WRR heeft gelijk met haar aanmaning weer meer aandacht te besteden aan de economische groei problematiek, zoals landbouw, water, investeringen in infrastructuur. En om even terug te komen op punten 4 en 5 hierboven, de WRR maakt een aantal goede punten over de MDGs (122-123) en in mijn lezing van de passage zegt ze in zoveel woorden dat deze doelstellingen in een macro-economisch luchtledig hangen, hetgeen inderdaad het geval is.

7- Er worden vrij veel open deuren ingetrapt, vooral in hoofdstuk 6, maar ook elders. Zo vernemen wij dat “zonder groei niet genoeg kan worden verdeeld” (175); of “niet groei op zich, maar het type ontwikkeling is bepalend voor de armen” (175); de kwantiteit en de kwaliteit van het onderwijs zijn belangrijk (177-178); er dienen keuzes gemaakt te worden op basis van een gedegen diagnose (199); de situatie in het ontwikkelingsland dient uitgangspunt te zijn voor hulp (201); “ontwikkeling is maar in zeer beperkte mate afhankelijk van ontwikkelingshulp” (276), enz. Dat is geen kritiek want open deuren intrappen is goed om bepaalde waarheden als een koe in herinnering te brengen. Er is echter iets dat mij bezighield toen ik de passages over onderwijs en gezondheidszorg las. Bijvoorbeeld, op blz 180 lees ik “groei leidt wel vaak tot betere gezondheid, maar of het andersom ook zo werkt, is nog steeds de vraag.” Ook bij vele onderwijspassages kreeg ik de indruk dat onderwijs wordt gezien als een consumptie goed eerder dan een investering in menselijk kapitaal. Er bestaat een grote literatuur over de economie van het onderwijs en de economie van de gezondheidszorg die ik niet aangehaald zie in de lange literatuurlijst van de WRR studie.

8- Het is opvallend hoe vele malen dezelfde auteurs worden aangehaald, zoals Easterly en Collier. Maar ook de Wereldbank wordt (te) vaak geciteerd in positieve zin. Op blz 218 lezen we dat de Bank een goede kennisstructuur heeft die gekoppeld is aan het verstrekken van leningen. Dit in tegenstelling tot de Europese Commissie. Dat laatste is juist want daar is het een grote bureaucratie. Maar de laatste keer dat ik keek valt die koppeling in de Wereldbank tegen. Er is daar altijd juist een gebrek aan koppeling geweest. Er is sprake van twee Banken – de ene is die van de onderzoeksafdeling, de speeches van de President en het World Development report; de andere is de Bank van de bankiers. En die twee komen zelden overeen. Op blz 220 komt ook de WRR dichtbij deze stelling als het Hoebink citeert.

9- Tot slot enkele details voor de volgende uitgave en de Engelse vertaling.

  • Figuur 2.1 op blz 45 is onbegrijpelijk.
  • Onderaan blz 64 wordt een artikel aangehaald geschreven door Douglas North, Wallis en Weisglas. Mijn oude vriend Frans Weisglas in niet teruggekeerd naar de wetenschap, zover ik weet. In de literatuurlijst staat het goed – Weingast, het scheelt niet veel.
  • Check de percentages voor intra-regionale handel op blz 92. Het lijkt mij dat de percentages voor Latijns Amerika en voor Afrika te laag zijn.
  • Onderaan blz 99 en bovenaan blz 100 wordt gezegd dat honger niet wordt veroorzaakt door tekort aan voedsel (dat is juist) maar eerder door een slechte verdeling. Amartya Sen heeft aaangetoond dat het vooral een kwestie van prijzen is.
  • Nogal wat gegevens – bijv. in de figuren – eindigen in 2004, 2005 of zelfs eerder. We zijn in 2010.
  • Ik heb Rodrik hoog maar niet voor zijn figuren! Figuur 7.1. op blz 202 is moeilijk te vatten. Grafieken zijn er om sneller iets te vatten dan het gelezen woord. Dit is hier niet het geval.
  • De laatste para op blz 226 is niet onderbouwd in de tekst, is onjuist en enigszins vulgair.
  • De cijfers aan het eind van de eerste para op blz 264 stroken niet met figuur 9.2 op blz 265.
  • Enkele artikelen of boeken die in de tekst worden aangehaald zijn niet terug te vinden in de literatuurlijst. Ik heb ze helaas niet genoteerd.
  • Ergens in de tekst worden Jolly, Weiss en Emmerij betiteld als de officiele geschiedschrijvers van de VN. Dank je wel, maar we zijn niet officieel, niet in de emploi van de VN, maar onafhankelijke wetenschappers die het geld voor deze meer dan 10-jarige inspanning zelf hebben opgehaald met de viool en de hoed in de hand.