News

Twitteren op de vulkaan

Inclusive Politics03 Jan 2011Theo Ruyter

Als onze parlementaire pers nog een knip voor de neus waard was geweest, had hij de traditionele verkiezing van de politicus van het jaar deze keer vervangen door een stemming over het knapste staaltje kiezersbedrog. Me dunkt dat de ons zo bruusk ontvallen diva van het Binnenhof dan hoge ogen had gegooid. Hoe lang was het geleden, bij haar vertrek half december, dat ze haar collega-partijleider – met die fraaie dictie aan de interruptiemicrofoon – de maat nam over de rotzooi in diens kippenhok?

Als de redactie van het populaire praatprogramma op Nederland Een haar werk beter had gedaan, hadden we in november al geweten dat ze, in haar wiek geschoten door de afloop van de formatiebesprekingen, er de brui aan gaf. Vijf maanden na de verkiezingen waarin ze zich als winnaar had laten toejuichen… In plaats daarvan kreeg ze in dat programma, enkele dagen na de viering van het twintigjarig bestaan van haar partij, alle ruimte om het in haar hoofdstedelijke biotoop nog altijd heersende vooruitgangsgeloof te belijden en haar grootste concurrent de SP weg te zetten als ‘conservatief’. De twee tafelheren hingen aan haar lippen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat ze enkele weken later, toen de aap uit de mouw gekomen was, weer in de studio zat en haar verklaring als zoete koek werd geslikt.

Genadeloze spiegel

Femke Halsema is de vetste scalp die Geert Wilders het afgelopen jaar aan zijn zegekar heeft mogen binden. Daar liet hij in zijn reactie op haar aftreden geen enkele twijfel over bestaan. Misschien moeten we hem dat succes – voor de afwisseling – maar eens gunnen, want het is op zich al een enorme verdienste dat hij zowel de restanten van oud-links als de protagonisten van wat zich graag progressief, modern of sociaal-liberaal noemt een genadeloze spiegel heeft voorgehouden. Niet zozeer door middel van zijn retoriek over de linkse kerk – die taal had allang school gemaakt als het handelsmerk van de Telegraaf en zijn klonen – als wel met zijn consequent volgehouden provocaties in werkwijze en gedrag. Zijn keurig opgevoede collega’s waren daar niet tegen bestand en vielen, de een na de ander, door de mand als de spreekwoordelijke pot.

Dat de PVV maar een programmapunt heeft, al wordt dat van tijd tot tijd naar gelang de wind opgevuld met tijdelijke standpunten op andere terreinen, en dat de kandidaten die ze – met goedkeuring van de Kiesraad! – op allerlei kieslijsten zet slechts dienen om meer volume te geven aan het enige volwaardige partijlid, is algemeen bekend. Maar dat ook ander partijen, als je een beetje doorvraagt, niet goed blijken te weten wat ze ook nog willen behalve macht, was de laatste tijd toch wel even wennen.

Ging het politiek debat in de eerste fase van het laatste kabinet-Balkenende nog wel eens over zaken en problemen die op de lange termijn voor het land van groot belang zijn, daar kwam eind 2008 rap de klad in, toen eenmaal duidelijk geworden was dat de financiële onrust in de wereld dieper ging dan de verkoop van onverantwoorde producten op de Amerikaanse hypotheekmarkt. Toen vervolgens Wilders met zijn schijt-aan-alles benadering vat kreeg op het electoraat en de twee grote regeringspartijen elkaar de tent uit vochten, was er al gauw van doordacht en samenhangend beleid geen sprake meer.

De verkiezingscampagne van het afgelopen voorjaar werd de opmaat voor een lange zomer durende vertoning van ‘politieke leiders’ die – in het grootste geheim om de slaagkans te vergroten – steggelden over wie het met wie moest of wilde doen, terwijl de samenleving allengs het aanzien kreeg van een inrichting voor zwakzinnigen die zich – als de golvende massa reizigers in de hal van Utrecht Centraal na de zoveelste technische storing van ProRail – door tien luidsprekers tegelijk van het kastje naar de muur laten sturen.

Zo zijn we nu nog bezig, al liet Trouw – blijmoedig als Arie Boomsma in het kwadraat – ons in zijn Kerstnummer weten dat de debatten in Den Haag goddank ‘rustiger van toon’ geworden zijn. We zwalken, mismoedig rekenend, van de ene zorgverzekeraar en energieleverancier naar de andere en weer terug, we winden ons als belastingbetaler allang niet meer op over het ontbreken van ‘publieke voorzieningen’, wel over het ene na het andere zedenmisdrijf, de kopstoot van de week, de malaise in de thuisbevalling, het afschieten van verwilderde dieren in een drooggevallen polder of die kutsneeuw, we slikken op tijd onze portie reality-tv met een overdosis reclame als bonus en zijn tussendoor ook nog wel te porren voor een reportage uit de een of andere rechtszaal of desnoods iets politieks uit Den Haag, als het maar leuk of spannend is. We vinden onszelf geweldig interessant en werken ons uit de naad om onze exponentieel groeiende consumptieplichten te vervullen, zodat we steeds minder weet hebben van wat mensen in andere landen bezighoudt. Op het moment dat we bijna in de gaten krijgen dat we nogal raar bezig zijn of onszelf in de vingers snijden, roepen we even een gemaksprofeet op om ons in te prenten dat we het ergste al weer gehad hebben en eigenlijk hartstikke gelukkig zijn.

Gewone baan

Moet ik dan opeens van een volksvertegenwoordiger, die zich suf twittert om indruk te maken op hippe potentiële kiezers, zo maar aannemen dat ze het serieus meent met haar ‘agenda voor een progressieve politiek’? Als die dan ook nog een paar weken later, zonder blikken of blozen, alles uit haar handen laat vallen, omdat ze zo graag ‘een gewone baan’ wil en daar nu diep over na moet denken? Zeker, de klaar staande opvolger heeft die agenda overgenomen, maar dan blijft nog de vraag wat de grote woorden die daarin voorkomen werkelijk waard zijn.

Neem de ‘internationale lotsverbondenheid’. Daar zal wel diep over zijn nagedacht. Het aloude ‘solidariteit’ moest worden gemeden, want dat klonk te socialistisch en viel natuurlijk niet te rijmen met het uitgangspunt dat ze SP de wind uit de zeilen moesten nemen. Bovendien kon het ook te christelijk klinken met – ook dat nog – de ondertoon van Rouvoet en Knevel. Dat zou bij de o zo verlichte D66, de begeerde partner, wel eens verkeerd kunnen vallen. Uit de toelichting in de krant blijkt dat de partij eigenlijk niet verder is gekomen dan het cliché van de handeldrijvende natie die baat heeft bij internationale samenwerking. Oerconservatief dus, wat wordt bevestigd door de toevoeging dat die samenwerking gericht moet zijn op ‘de mensenrechten’ en andere ketelmuziek van onze kosmopolieten.

Ooit was GroenLinks of – beter gezegd – waren de samenstellende delen van de nieuwe partij (1990) de politieke kern van wat de Derde Wereld-beweging heette. Daar is langzamerhand niet veel meer van over, opgevreten als ze is door de hulpindustrie aan de ene kant en het leger van filantropisch gemutste doe-het-zelvers (in België: de vierde pijler) aan de andere. De grote hulporganisaties, die het dankzij de rijkssteun in heel wat warme landen jaren lang breed konden laten hangen, zijn nu vooral bezig het eigen vege lijf te redden. De nieuwkomers, aangevoerd door binnen- en buitenlandse beroemdheden die armoedebestrijding hanteren als smeermiddel voor hun corebusiness, hebben het publieke voordeel van de twijfel.

GroenLinks stond erbij en keek ernaar, toen de angel uit de beweging getrokken werd en ze verzandde in hobbyisme en eigenbelang. Andere zich links noemende partijen waren overigens geen haar beter. De PvdA riep wel van tijd tot tijd dat ze het anders ging doen, eerst met Herfkens en later met Koenders, maar die was door de capitulatie van Kok voor het neo-liberalisme in de jaren negentig niet de aangewezen partij om de betrekkingen met de voormalige Derde Wereld op een nieuwe leest te schoeien. Dit laatste is bij de SP ook nooit goed gelukt, omdat de partij hopeloos verstrikt raakte in de klassieke afweging van de belangen van de zwakkeren in eigen land tegen de solidariteit met misdeelden elders.

Wat de overige partijen betreft kunnen we kort zijn. Voor de VVD is de ontwikkelingshulp, voor zover die – min of meer – op de behoeften van de ontvanger werd afgestemd, altijd wisselgeld geweest. De PVV heeft zich in dat opzicht een goede leerling van de VVD getoond: van te voren, in de campagnes, met veel misbaar pleiten voor afschaffing van dit en vermindering van dat, maar later met het grootste gemak slikken en inbinden om op andere terreinen wat binnen te halen of de eigen machtspositie te versterken. In het christelijke kamp staat de CU nog altijd bij uitstek voor de dominee annex zendeling, als schaduw van de koopman die namens volk en vaderland de wereld naar zijn hand zet. Het CDA van Verhagen daarentegen heeft zelfs aan die dominee geen boodschap meer.

Revolutionaire stap

In analytische zin is het maar een kleine stap van solidariteit naar duurzaamheid. Volgens mij is dat de beste invalshoek om de aard van de nieuwe regering en de richting van de frisse wind in Den Haag te peilen. In het (oorspronkelijke) begrip duurzaamheid ligt namelijk een dubbele solidariteit opgesloten: in de eerste plaats die met toekomstige generaties en in de tweede plaats de solidariteit binnen de huidige generaties op diverse plaatsen.

Om even het geheugen op te frissen: duurzaamheid is ontleend aan ‘duurzame ontwikkeling’, een benaming die doorgaans wordt toegeschreven aan het rapport-Brundtland van de mondiale commissie inzake milieu en ontwikkeling (1987). Die zag het als een opdracht aan de mensen die nu leven te zorgen dat toekomstige generaties ook nog voldoende hulpbronnen op aarde vinden om in hun behoeften te voorzien. Dat was een revolutionaire stap, want wat tot dan toe de praktijk was geweest zou je kunnen samenvatten als ‘pak wat je krijgen kunt, beschouw je medemensen als concurrenten en maak je geen zorgen over de mensen die na jou komen’.

De stap van Brundtland c.s. was eigenlijk een erkenning van het gelijk van de (nu nog bestaande) Club van Rome, die in 1972 met zijn rapport ‘Grenzen aan de groei’ een tijdbom plaatste onder de manier waarop mensen en hun overheden gewend waren om te gaan met de aarde als hun gezamenlijke bron van leven. Die manier kon je typeren als roekeloos potverteren, ieder voor zich en God voor ons allen. Dat was niet alleen een kwestie van gewoonte en onwetendheid, maar dat lag ook verankerd in onze cultuur en in het bijzonder de toen bestaande inzichten over de beste manier om de economie in te richten.Typerend was bijvoorbeeld dat het effect van onze productie en consumptie op de natuurlijke omgeving (lucht, water, grond) niet, als reële kostenfactor, werd opgenomen in de jaarlijkse berekening van onze groei en vooruitgang.

Wie echt wil weten wat er sindsdien, voor of na de stap van genoemde commissie, veranderd is, komt al gauw tot de ontdekking dat er heel veel gepraat is, maar dat de spijkers met koppen zeldzaam zijn. Het enige terrein waarop de eindigheid van de natuurlijke hulpbronnen nu wel serieus genomen wordt is de opwekking van energie en dat komt vooral door de vaststelling van een relatie tussen het verbruik van fossiele brandstoffen en het klimaat op aarde. Alleen op dat terrein is sprake van concrete internationale afspraken om het verbruik van bepaalde grondstoffen drastisch te verminderen en zelfs die afspraken zijn allerminst onomstreden.

Anders rekenen

Het is uiterst moeilijk gebleken om – allereerst – mensen te overtuigen van de noodzaak van verandering en – vervolgens – die noodzaak gestalte te geven in concreet beleid. De zo genoemde klimaatsceptici zijn wat dat betreft een teken aan de wand. Het geloof dat het zo’n vaart niet zal lopen is wijd verbreid en daaraan ligt met name ten grondslag een blind vertrouwen in ‘de techniek’ als de Vervuller van al onze wensen en dus ook de Oplosser van al onze problemen. In allerlei landen zijn al tientallen jaren mensen bezig met onderzoek op het terrein van duurzame ontwikkeling, maar je zult ze de kost moeten geven die het bijltje erbij neer hebben gegooid of een roepende in de woestijn gebleven zijn.

De pionier van het Anders Rekenen in Nederland Roefi Hueting, grondlegger van de afdeling milieustatistiek van het CBS, is al meer dan veertig jaar bezig. Maar zijn aanhang is in al die jaren nauwelijks gegroeid en concrete resultaten van zijn noeste arbeid zijn uitgebleven. Een paar jaar geleden nog (2006) deed de denktank Vóór de Verandering een poging het Centraal Plan Bureau te bewegen tot een grondige herziening van zijn jaarlijkse Macro Economische Verkenning, maar ook dat voorstel belandde al snel op het kerkhof van doodgezwegen of anderszins onschadelijk gemaakte maatschappelijke initiatieven.

De politieke elite, dat wil zeggen het gevarieerde gezelschap dat de gevestigde orde moet pappen en nathouden, heeft in Nederland ook na de lancering van ‘duurzame ontwikkeling’ systematisch geweigerd de financieel-economische bakens te verzetten. Toen twee jaar geleden weer eens wat dieper doordrong waar we periodieke crisissen aan te danken hebben, leek even wat meer ruimte te ontstaan voor bezinning en daadwerkelijke vernieuwing. Maar de hang naar de oude vertrouwde welvaart was te sterk en dus gingen we met z’n allen geduldig zitten wachten op nieuws over herstel van de groei, herlevend consumentenvertrouwen of daling van de werkeloosheid.

Nieuw welvaartsbeleid

Ondertussen is het woord duurzaam zodanig uitgehold en misbruikt dat je er alle kanten mee op kunt. Er is een hele nieuwe bedrijfstak ontstaan, die met het motto ‘Enjoy and do good’ de suggestie wekt dat je aan ‘de betere wereld’ kunt werken zonder dat je er iets voor hoeft in te leveren. (De verplichte aalmoezen voor ‘goede doelen’ kun je toch moeilijk offers noemen.) Het boegbeeld van de Nederlandse duurzaamheid Herman Wijffels kwam in het najaar, toen hem op de televisie gevraagd werd waarom juist hij nummer een was geworden op de lijst van honderd van het dagblad Trouw, niet verder dan verwijzingen naar zijn vegetarisme en stortingen in een bomenfonds als compensatie voor zijn vele reizen per vliegtuig. Het bekende presentatie-duo glimlachte begripvol en stapte snel over op de verdeeldheid binnen het CDA. Dat was veel interessanter.

Van de milieubeweging – voor zover je daar nog van kunt spreken – gaat ook bar weinig uit. De grote organisaties zijn bedrijven die ieder voor zichzelf opkomen en nauwelijks gezamenlijk optrekken, zeker niet als controversiële zaken aan de orde zijn. Over zoiets als het gegeven dat wij mondiaal gezien op een veel te grote voet leven zijn ze het op zich wel eens, maar je moet niet denken dat ze dan de krachten bundelen om zich bijvoorbeeld in de aanloop naar de laatste Kamerverkiezingen heel concreet sterk te maken voor een nieuw welvaartsbeleid. Gelukkig hebben de hulporganisaties uit de voormalige Derde Wereldbeweging sinds kort ook het milieu ontdekt, in de vorm van wat zij ‘mondiale publieke goederen’ noemen. Maar omdat ze dankzij hun jarenlange armoedebestrijding in verre landen Nederland beter kennen vanuit de lucht dan van dichtbij, weten ze nog lang niet wat ze daar hier in eigen land mee aan moeten.

Zonder druk van onderop hoef je op de politiek niet te rekenen. Het is dus geen wonder dat met het aantreden van de drie sterke mannen in Den Haag het thema natuur en milieu – waar ter wereld dan ook – voorlopig heeft afgedaan, zoals oud-minister Winsemius (VVD) op de dag na Kerstmis in een radioprogramma vaststelde. Ook de andere partijen geloven het wel. Van de vijftien voorstellen in The Green Deal (2008) van GroenLinks is niets meer vernomen. De partij stuurde nog wel een onervaren Kamerlid naar de Klimaattop in Cancun eerder deze maand, maar zij wist na afloop slechts te melden dat het resultaat ‘redelijk ambitieus’ was. Partijleider Cohen zit nog te broeden op ideeën, zoals hij onlangs het weekblad Vrij Nederland toevertrouwde in een diepte-interview, en zelfs een splinter als de de Partij voor de Dieren, die toch van huis uit moet begrijpen wat de kern van de zaak is, houdt zich gedeisd.

Almachtige mens

Het minste dat je in deze situatie als burger en kiezer – over een paar maanden is het weer zo ver – zou mogen eisen is duidelijkheid. Waar staan jullie nou eigenlijk? Regering, oppositie, overheid, machthebbers en machtzoekenden.

Diep in je hart moeten jullie toch toegeven dat ‘duurzaamheid’, als je het serieus opvat, niet slechts een economische aangelegenheid is maar iets dat heel diep doordringt in mens en samenleving. Dat het gaat om niet minder dan een totale omwenteling in ons denken en doen, te vergelijken met het proces dat in onze geschiedenis de Verlichting heet. Hoe komt het dan dat jullie daar zo benepen en angstvallig mee omgaan?

Is de nood nog niet hoog genoeg gestegen? En dan denk ik niet meteen aan de stijging van de waterspiegel, al verwachten we wel dat jullie dat serieus aanpakken. Integendeel, het zit ons juist helemaal niet lekker dat jullie op zo’n bekrompen manier omgaan met die klimaatverandering. Het klimaatprobleem is niet op te lossen zonder hele andere ideeën over groei, vooruitgang, welvaart en welzijn, kortom ontwikkeling in de breedste zin van het woord. Hoe lang weten jullie al dat de gangbare macro-economie, waarop jullie je baseren, een vertekend beeld hanteert van onze maatschappelijke werkelijkheid? Dat er weeffouten in opgesloten liggen, die duurzaamheid in de weg staan en die ons telkens en telkens weer in de problemen brengen?

Maar misschien voelen jullie wel helemaal geen vulkaan rammelen aan je botten of rommelen in je hoofd? Zeg dat dan, gewoon in ons gezicht. Dat het je allemaal aan je reet mag roesten, dat je die duurzaamheid maar gezeur en gezever vindt, dat je wel wat anders aan je hoofd hebt of dat je nu eenmaal een heilig vertrouwen hebt in de Almachtige Mens, die wel voor hetere vuren heeft gestaan. Dan weten wij wat voor vlees we in de kuip hebben, wanneer we straks al die lijsten weer onder onze neus krijgen. En, hoe dan ook, bespaar ons asjeblieft eindelijk dat doen alsof. Met de woorden van de dag uitspreken dat je het ontzettend belangrijk vindt, terwijl je lichaamstaal uitschreeuwt: “Laat die zondvloed maar komen!”

Theo Ruyter is a publicist and one of the founders of Attac/Nederland