News

Jaap Dijkstra: Drie gemiste kansen

Development Policy15 Feb 2010Jaap Dijkstra

Door omstandigheden laat in het Broker/WRR-debat aanhakend, beperk ik mijn opmerkingen over de WRR-studie tot een drietal:

  1. De op sommige punten traditioneel, “statelijke” benadering van de WRR;
  2. Het schijnbaar vergeten van (de ervaringen van) SNV;
  3. De stereotype benadering van NGO’s cq het Medefinancieringsprogramma

De “statelijke” benadering

Ondanks haar naam en opdracht behandelt de WRR het fenomeen ontwikkelingssamenwerking op veel momenten mijns inziens nog teveel vanuit de optiek van een beheersende overheid en helaas niet vanuit de politieke optiek van een verstandige, het geheel overziende, regering. Daarmee wordt te weinig recht gedaan aan andere actoren dan de overheid en daarmee wordt vergeten dat het proces van ontwikkeling vele aanjagers kent. In de wereld van vandaag steeds meer en ook nog eens van alle kanten.

Ontwikkeling als een van bovenaf geplande trits van analyse, doelstellingen, organisatie en verstandig terugblikken, zich afspelend in een min of meer ordelijk geheel van staten en overheden, kunnen we wel willen, maar komt anno 2010 steeds minder vaak voor. Burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties trekken zich steeds minder aan van traditionele grenzen en instituties, en zoeken en organiseren gestimuleerd en gefaciliteerd door de nieuwe media andere wegen en verbanden. Dat leidt tot een gekrioel dat ambtenaren zenuwachtig maakt (versnippering, wanorde), maar dat mijns inziens wezenlijk is voor ontwikkeling. Aan een overheid is de lastige taak te kiezen of, hoe en waar zij in dit krioelend geheel wil stimuleren of remmen. En dat vraagt ook een herwaardering, herorganisatie van de onze overheid.

Ik vind het jammer dat juist op dit vlak de WRR niet een paar flinke stappen verder gaat dan een geprofessionaliseerde NL-Aid. We raken dan het heikele onderwerp van de werking en inrichting van de staatsdienst, een onderwerp waarover de WRR en ook de Raad van State de afgelopen jaren behartigenswaardige opinies hebben geventileerd. Een gemiste kans, die niet goed gemaakt wordt door de interessante, maar op het niveau van uitvoering nog vaag blijvende verhandelingen over het tweede spoor van internationale samenwerking, de common public goods.

Over naar SNV

Het heeft mij verbaasd dat er over SNV haast niets is opgenomen in het WRR-rapport. Om twee redenen. In de geschiedenis van de Nederlandse OS heeft SNV een eigen, specifieke plaats. Onbedoeld voedde zij vaak het stereotype van OS (de jonge Nederlander bij de waterpomp), maar zij heeft ook vele duizenden professionals de eerste schreden laten zetten op het OS-terrein. Aanvankelijk MBO-er en HBO-ers, in de tweede helft van haar bestaan ook veel jonge academici. Vele van hen zijn daarna doorgestroomd naar het BZ-apparaat en bepaald niet de minste (denk bijv. aan DGs Joke Brandt en Joan Boer). Die kweekvijver-functie is pas later erkend, maar daarom nog niet minder waar. SNV heeft in tegenstelling tot Peace Corps ook altijd veel nadruk gelegd op vakdeskundigheid. Juist die vakdeskundigheid moet de WRR aanspreken. Over die eerste periode van SNV is er o.l.v. Enno Hommes in ,dacht ik, 1985 ook een stevige evaluatie gemaakt die mijns inziens nog altijd de moeite waard is.

Een tweede reden voor mijn verbazing schuilt in de huidige tijd. SNV is interessant gegeven de eigen weg die het is gegaan, zich handig onttrekkend aan alle MFS-lastigheden, gewapend met een 10-jaars budget en een staf die grotendeels gevestigd is in kantoren in het Zuiden en bovendien ook grotendeels afkomstig uit de betrokken landen. Idem de SNV-ers van vandaag.

Het huidige scope van SNV is tweeledig: productie, werk en inkomen en daarnaast toegang tot basisvoorzieningen. Leg ik deze keuzes en modaliteiten naast de ideeen voor NL-Aid en het WRR-pleidooi voor verschuiving richting productieve sectoren dan is het mijns inziens waard en leerzaam om een goeie duik te nemen in de SNV-ervaringen van vandaag.

Dan het Medefinancieringsprogramma

Ik vind het jammer en een gemiste kans dat er in het rapport sterk gegeneraliseerd wordt als het gaat over NGO’s. Zo genuanceerd en verrassend als er geschreven wordt over de overheidscomponent van OS, zo stereotype wordt er geschreven over NGO’s. Het plaatje van vandaag waarin de modaliteiten en gekkigheden van MFS-2 de toon zetten wordt niet ontrafeld, laat staan dat er nog eens goed en gedegen teruggeblikt wordt op het hele ontwikkelingsproces van het Medefinancieringsprogramma. Dat er ook vandaag –gelukkig- nog veel verschil bestaat in NGO’s en niet elke NGO zich laat determineren door de wensen van de goedwillende Nederlandse donateur, blijft jammergenoeg geheel uit beeld. Eveneens dat juist Nederlandse NGO’s vaak gezocht hebben naar verbinding met de “echte” maatschappelijke organisaties en min of meer politieke bewegingen, en dus wegbleven van de meer traditionele hulpkaders. Natuurlijk niet altijd met succes, toegegeven, maar het gaat er om dat er vanuit analyse (ontwikkelings)keuzes gemaakt werden die telden. Overigens in een veel gevallen (Midden-Amerika, Zuid-Afrika, Oost-Europa) in goede politieke samenspraak met de Nederlandse overheid.

Ook instrumenteel is er mijns inziens veel te leren van de MFP-geschiedenis. Ik denk dan vooral aan de vormgeving van taakstellende kaders en kaders van verantwoording. Dat we van een praktijk met verantwoording achteraf gepaard aan periodieke programma-evaluaties en goed overleg, vandaag terechtgekomen zijn in een praktijk van ex-ante verantwoording, competitie en geen overleg is – zeker in het licht van de pleidooien van de WRR voor samenwerking, kennisuitwisseling en kwaliteit – diep te betreuren. In dat verband zou het goed zijn als nog eens een studie wordt gedaan naar de m.i. fnuikende beslissing om OS onder de algemene subsidiewet te brengen. De beheerskaders die daaruit voortspruiten zijn in bijna alle standen strijdig met het idee van ontwikkeling als (leer)proces.

Tot zover mijn oprispingen. Zij zijn voor een deel verbonden met mijn eigen professionele geschiedenis, maar daarom niet minder waar.

Tenslotte mijn waardering voor het rapport. Ik heb daar nog geen woorden aan gewijd, maar wil graag kwijt dat ik het WRR-rapport ondanks voorgaande kritiek met veel genoegen en veel snelheid heb gelezen. Het rapport neemt je mee en weet door zijn prettige schrijfstijl, zijn nuances en zijn commitment aan de zaak van internationale samenwerking een band te creëren met zijn lezer. Dat is een compliment waard richting auteurs en hopelijk een voorwaarde voor een politiek en maatschappelijk debat dat OS weer in de positieve belangstelling zet.