News

“Learning alliances” in de water sector

Development Policy10 Nov 2011Carmen da Silva Wells, Stef Smits

Zoals al in bijdragen van anderen is aangegeven, zouden de voorgestelde kennisplatforms buiten de zogenaamde “gouden driehoek” van overheid, bedrijfsleven en kennisinstituten moeten staan. Dit geeft de mogelijkheid om ook watergebruikers en gebruikersgroepen, maatschappelijke organisaties en lagere overheden actief te betrekken.

Binnen de drinkwater en sanitatie sector zijn er in de afgelopen jaren veel ervaringen – positieve en negatieve- opgedaan met zogenaamde learning alliances1. Dit zijn multi-stakeholder platforms met een explicitie focus op innovatie, gezamenlijke kennisontwikkeling en het gebruik van kennis ter ondersteuning van beleid.

Het probeert daarbij op verschillende institutionele schaalniveau’s te werken, en betrekt een zo groot mogelijke groep een actoren: beleidsmakers, watergebruikers, NGOs, onderzoekers, kennisinstellingen, lokale overheden, etc. Het bouwt voort op ervaringen hiermee in de landbouwsector2 en op de theorie van o.a. Agricultural Knowledge and Information Systems en multi-stakeholder platforms.

Beperkte aansluiting

De learning alliance benadering is ontstaan als antwoord op een aantal beperkingen rondom kennisontwikkeling in de drinkwater en sanitatie sector, zoals het beperkt gebruik van onderzoeksresultaten in beleid en praktijk, een beperkte aansluiting tussen onderzoeksagenda’s en de concrete behoefte aan kennis en oplossingen van stakeholders. En veel innovaties worden op kleine schaal ontwikkeld maar nauwelijks opgeschaald. Daarbij komt dat veel problemen in de water sector kunnen worden gekarakteriseerd als wicked problems2, waarbij de oplossing van een probleem van de één kan leiden tot een probleem voor een ander, of tot een aantal onverwachte neven-effecten. Veel van deze kunnen onmogelijk vantevoren worden overzien.

Door een multi-stakeholder platform benadering kan worden verwacht dat een deel van deze beperkingen kunnen worden verminderd. Door een breed platform te betrekken bij het proces van kennisontwikkeling neemt de betrokkenheid van platform leden bij de uitkomsten van dit proces toe en neemt ook de kans toe dat innovaties uit dit proces daadwerkelijk worden toegepast.

Het platform kan fungeren als mechanisme om onderzoeksaanbevelingen te toetsen op hun haalbaarheid, door de mogelijke consequenties verder door te denken, vanuit het perspectief van de verschillende groepen actoren. Daarnaast, kunnen dergelijke platforms helpen om de onderzoeksagenda vast te stellen en een gedeelde toekomstvisie. Een van de bijdrages aan deze blog geeft aan dat dergelijke platforms eerst een visie moeten hebben. Alhoewel dat waar is, kan een platform ook zelf zo’n visie ontwikkelen en bijstellen.

Ervaringen

In elk geval kan vanuit de visie dan een onderzoeksagenda worden geformuleerd binnen een afgebakend thematisch veld. Ten slotte zou getracht moeten worden om kennisplatforms te promoten op verschillende schaalniveau’s: van lokaal tot nationaal en internationaal, zodat lessen uit het veld beleid kunnen beinvloeden, en regelgeving van nationaal of internationaal niveau getoetst kan worden aan de praktijk van lokale overheden en gebruikersgroepen.

Multistakeholder processen, sommigen onder de naam learning alliances zijn veelvuldig toegepast in de (drink)water sector, met deelname van verschillende Nederlandse organisaties, zoals IRC, UNESCO-IHE, RUAF/ETC en Wageningen Universiteit, en internationale kennisinstellingen zoals IWMI. Deze alliances zijn gevormd o.a. met betrekking tot onderwerpen als urbaan water management3, afvalwaterzuivering- en hergebruik4, financiering van rurale water en sanitatie faciliteiten en duurzame rurale watervoorzieningen. Ongetwijfeld zijn er nog meer ervaringen met vergelijkbare benaderingen, met of zonder de benaming learning alliances.

Implicaties

Op basis van deze ervaringen zijn wij van mening dat DGIS’ kennisbeleid voor het thema ‘water’ gestoeld zou moeten zijn op learning alliances, of andere vergelijkbare multi-stakeholder platforms. Dat heeft de volgende implicaties:

  • Zulke platforms of learning alliances moeten op landenniveau worden opgezet, niet in Nederland. Wij gaan ervanuit dat de doelstelling van DGIS’ beleid nog steeds het ondersteunen van kennissystemen in de partnerlanden zal zijn, ondanks dat onderwijs (in de enge zin van het woord) niet langer een prioriteit is. Op landenniveau kunnen actoren hun ideeen naar voren brengen voor een onderzoeksagenda, of onderzoeksresultaten toetsen op uitvoerbaarheid. Het verwachtte resultaat hierbij is dan ook dat de partnerlanden hun kennissystemen rondom het thema kunnen versterken.
  • Om enige impact te hebben zullen de middelen geconcentreerd moeten worden. Wat ons betreft moeten ze daarom worden opgezet alleen in die partnerlanden waar Nederland een water programma uitvoert. Daar kan dan de beste link worden gelegd tussen het uitvoeren van de water programma’s en de kennisontwikkeling- en gebruik die daarmee samen hangt. Zoals het WRR rapport aangeeft: geen prioriteiten zonder posterioriteiten. Ons inziens, betekent dat dan kennisontwikkeling elders, i.e. in andere landen dan de partnerlanden, een posterioriteit zou zijn. Natuurlijk zullen er relevante lessen zijn uit andere landen dan de partnerlanden van DGIS. Echter deze zullen dan geoogst moeten worden via andere kanalen.
  • Het bovenstaande impliceert ook dat er een duidelijke link moet zijn tussen de uitvoeringsprogramma’s van DGIS en deze kennisplatforms. Dat kan op verschillende manieren ingevuld worden. Gedacht kan worden aan het doen van onderzoek rondom de uitvoering van deze programma’s op basis van de onderzoeksagenda zoals geformuleerd door het platform; het gebruik van deze programma’s voor gezamenlijke experimenten en innovatie; het identificeren van “lessons learnt” op basis van de programma’s en het terugkoppelen hiervan naar de learning alliances, om implicaties te identificeren voor bijvoorbeeld beleid en praktijk. In de formulering van deze uitvoeringsprogramma’s moet daarom voldoende ruimte en flexibiliteit zijn voor een goede link met het kennisbeleid.
  • Het betekent ook dat medewerkers van DGIS, de Nederlandse ambassades en uitvoerende organisaties actieve leden moeten zijn van de kennisplatforms. Immers om te kunnen leren van de nieuwe kennis en van de perspectieven van andere actoren is een actieve deelname aan de learning alliances noodzakelijk.
  • Instrumenten als NICHE moeten dan ook worden geformuleerd rondom deze platforms. De platform leden zouden de invulling van NICHE aanvragen kunnen formuleren, en NICHE zou beperkt moeten worden tot de water partnerlanden (tenminste voor het watergedeelte).

Wij zijn van mening dat op deze wijze een goede bijdrage geleverd kan worden aan het versterken van kennis systemen rondom het thema water in DGIS’ partnerlanden. Bovendien kunnen op deze wijze de beperkte middelen voor kennisontwikkeling worden geconcentreerd op een manier waarop het meeste impact verwacht kan worden.

Footnotes

  1. Smits, S.; Moriarty, P. and Sijbesma, C. (eds). 2007. Learning alliances: scaling up innovations in water, sanitation and hygiene. Delft, The Netherlands, IRC International Water and Sanitation Centre. (Technical paper series; no. 47) http://www.irc.nl/page/35887
  2. M. Lundy, M.V. Gottret and J. (2005) Learning alliances: An approach for building multistakeholder innovation systems. ILAC Brief 8, August 2005. CGIAR
  3. Rittel, H., and M. Webber. 1973. Dilemmas in a General Theory of Planning. In: Policy Sciences, Vol. 4, pp. 155–169
  4. Butterworth, J., McIntyre, P.  and Da Silva Wells, C. Eds (2011)SWITCH in the city: putting urban water management to the testSWITCH: http://www.irc.nl/page/66812
  5. Varma, S.; Evans, A.; Da Silva Wells, C.; Jinapala, K. (2009) Attitudes and actions of participants in multi-stakeholder processes and platforms. In: Knowledge Management for Development Journal Volume: 5, Issue: 3, pp 201-214