News

Naar een nieuw kennisbeleid

Development Policy21 Nov 2011Evert-jan Quak

Tussentijdse conclusies kennisdebat

Deelnemers aan het kennisdebat op de website van The Broker willen meer samenhang in het nieuwe kennisbeleid om de grote mondiale uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Ze zien een kennisplatform als de brug tussen kennis, beleid en praktijk. Er moet helderheid zijn over doel en context. Een kennisplatform moet toegankelijk zijn voor een diverse groep experts uit verschillende landen, immers, co-creatie levert werkelijke meerwaarde. Dit betekent ook buiten de traditionele driehoek overheid, bedrijfsleven en kennisinstituten treden. Dubbele petten moeten worden vermeden en de besluitvormingsprocessen moeten volledig transparant zijn. 

De deelnemers aan het kennisdebat stellen dat de oprichting van de kennisplatforms geen doel op zich moet zijn, maar een instrument om een helder geformuleerd doel/onderzoeksvraag te verwezenlijken. Daarnaast is het van belang op welke manier je een kennisnetwerk opbouwt, wie mogen deelnemen, met welke beslissingsbevoegdheid, en hoe ervoor gezorgd kan worden dat kennis en beleid elkaar beter vinden?

De vraag nu is, hoe bouw je de bestaande kennisinfrastructuur zo om dat kennis voor ontwikkeling daadwerkelijk van de grond komt, gebruikt wordt en aansluit bij de grote mondiale uitdagingen. De deelnemers vinden zich in een oproep tot een samenbindende visie, waar mondiale vraagstukken, multidisciplinariteit en coherentie op de voorgrond staan. Alleen dan kan de huidige kloof tussen de professionals in het veld, beleidsmedewerkers en onderzoekers worden gedicht. Ook kan Nederland dan een belangrijke internationale bijdrage gaan leveren om tot oplossingen te komen voor de mondiale problemen van vandaag en de toekomst.

De kennisplatforms moeten in de woorden van Bart de Steenhuijsen Piters (expert duurzame economische ontwikkeling bij het KIT) dienen om obstakels voor samenwerking weg te nemen, waarbij een langere termijn perspectief voorwaarde is voor de opbouw van kwalitatief hoogwaardige kennis.

Kees Biekart en Alan Fowler (beiden verbonden aan het ISS) noemen dat ‘multiplicity of knowledges’. Volgens hun maakt het niet uit in welke vorm een kennisplatform gegoten wordt, als de vraag maar gesteld wordt over welke kennis er wordt gesproken, waar de pluraliteit aan kennis te vinden is, en hoe al die kennis aan elkaar gekoppeld kan worden om bij te dragen aan de mondiale processen van sociale verandering. Of zoals Sietze Vellema (Landbouw Economisch Instituut) en Bert Helmsing (ISS) het zeggen, de multi-dimensionaliteit van de processen moet voorop staan. Daarom pleiten zij er voor om niet te zeer te zoeken naar compromissen, maar ook confrontaties te faciliteren.

Nauw blikveld

Veel van de deelnemers aan het kennisdebat vinden de kennisbrief weinig ambitieus: het kennisbeleid zoals voorgesteld is niet voldoende om de complexiteit van de mondiale transities te vatten.

Zo ziet Henk Molenaar, directeur van WOTRO, dat het kennisbeleid zich voegt naar de terugtrekkende beweging van de OS als zodanig, wat zou betekenen dat ook de kennisagenda zich beperkt tot enkele thema’s en landen. ‘[I]n deze tijden van globalisering, toenemende internationale interdependentie en collectieve mondiale vraagstukken is dat een kortzichtige benadering. Het brengt het gevaar met zich mee van wegzakken in de casuïstiek, resulterend in een kennisagenda die wordt bepaald door lokale, korte termijn beleidsdoelstellingen. Dit is fnuikend voor kennisontwikkeling.’

In de voedselzekerheid en watersector zien de deelnemers al dat de samenhangende, multidisciplinaire visie gesneuveld is in de tour de force van de nieuwe technologie agenda, waardoor een brede maatschappelijke governance in het gedrang kan komen, zo schrijft o.a. WUR Professor Rudy Rabbinge.

Thema water: Treedt buiten geijkte paden

Deelnemers uit de watersector pleiten ervoor om buiten de al bestaande ‘gouden driehoek’ van overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen te treden. Volgens hun kunnen platformdeelnemers niet slechts afkomstig zijn uit ‘de gouden driehoek’, omdat het juist de nauwe bedrijfs- en marktgerichte oriëntatie van het waterbeleid is waardoor kwesties van rechtvaardige waterverdeling vaak over het hoofd gezien worden.

Als het gaat om de traditionele Nederlandse waterkennis is extra ondersteuning voor een kennisplatform dus niet noodzakelijk. Het heeft bijvoorbeeld weinig zin om een kennisagenda te starten rond de problemen van waterafvoer en hoogwaterbeheersing in verstedelijkte overstroombare gebieden, omdat daar private opdrachten in een harde concurrentie moeten worden verkregen, zoals Professor Bart Schultz (Unesco-IHE) het schrijft.

Margreet Zwarteveen en Rutgerd Boelens (beiden verbonden aan de WUR) suggereren dat aandacht voor waterrrechtvaardigheid een veel betere invalshoek zou zijn voor een kennisplatform water. ‘Een sterkere kennisinfrastructuur en gemeenschappelijke kennisnetwerken en onderzoeksagenda’s tussen ontwikkelingslanden en Nederland over dit thema zijn cruciaal voor de verdere strategische ontwikkeling van Nederland tot topkennis-land op het gebied van water, en sluit goed aan bij Nederlandse pogingen om een centrum van excellentie te worden als het gaat om ‘international justice’.’

Co-creatie door verticale internationale relaties

De deelnemers aan het kennisdebat hechten veel belang aan brede participatie van deelnemers binnen de kennisplatforms. Carmen da Silva Wells en Stef Smits van het International Water and Sanitation Centre pleiten voor een learning alliance benadering zoals die is ontstaan als antwoord op een aantal beperkingen rondom kennisontwikkeling in de drinkwater en sanitatie sector. Op die manier is bijvoorbeeld mogelijk om innovaties op kleine schaal te ontwikkelen maar wel kunnen worden opgeschaald, of te voorkomen dat de oplossing van het ene probleem nieuwe problemen voor een ander creëert.

Gebruikersorganisaties en het maatschappelijk middenveld moeten worden uitgenodigd om deel te nemen aan de voorgestelde kennisplatforms. Hedwig Bruggemans (Agri-ProFocus) noemt het ‘ruimte voor veel geluiden’. En daarbij hoort ook dat kennisrelaties internationale vertakkingen hebben.

Om dat goed te laten lopen gelden een aantal basisprincipes. Openheid is er daar één van. Wederzijds elkaars competenties erkennen, een tweede en een verbod op dubbele petten, een derde. In andere woorden, transparantie in besluitvormingsprocessen en onafhankelijke kwaliteitstoetsing mag niet ontbreken. Als die ontbreekt, zo stelt Molenaar, ‘dreigt belangenverstrengeling en suboptimale kennisproductie’.

Contextanalyses

Bovendien vraagt een themagerichte benadering om gedegen contextspecifieke analyses die van belang zijn om de kennis toepasbaar te maken voor lokale omstandigheden. Dat betekent dus meer vraaggestuurdheid, meer aandacht voor landen- of regioanalyses, meer betrokkenheid van lokale onderzoekers en andere stakeholders ter plekke. Jeroen de Lange (Cordaid) noemt dat de matrix structuur die elke professionele organisatie dient te hebben. Dit betekent dat thematische kennis en kennis van de context beiden tot ontwikkeling komen. Een kennisplatform dient dan ook niet alleen rond een thema alleen georganiseerd te worden, gedegen landenkennis is noodzakelijk om een probleemgestuurde politieke economie analyse uit te voeren.

Tot slot

Naast het ontwikkelen van kennis zou er ook aandacht moeten zijn voor delen en toepassen van kennis in de platforms. Ook zou er nog meer visie ontwikkeld moeten worden op het toegankelijk borgen van de beschikbare informatie en kennis. De vraag die nog open blijft staan in de kennisbrief is hoe kenniscollectie breed toegankelijk kan worden gemaakt voor bestaande en nieuwe ontwikkelingsactoren.

(Dit artikel is geschreven naar aanleiding van de eerste 23 blog posts op de blog Een nieuw kennisbeleid. Het debat loopt door en nieuwe blog posts en comments op de stukken zijn zeer welkom.)