News

Aandacht voor informatie

Development Policy05 Dec 2011Harry Heemskerk

In de kennisbrief van staatssecretaris Ben Knapen komt het woord informatie niet voor. Daar dreigt een gevaar in, namelijk dat informatievoorziening als vanzelfsprekend wordt aangenomen. Vanzelfsprekend is ze niet. En gratis ook niet.

In de kennisbrief van staatssecretaris Ben Knapen komt het woord informatie niet voor. Dat zal geen bewuste vermijding zijn geweest, want een kennisinfrastructuur zonder adequate informatievoorziening is niet goed denkbaar. Geen reden tot paniek dus. Maar er dreigt wel een gevaar, namelijk dat informatievoorziening als vanzelfsprekend wordt aangenomen. Vanzelfsprekend is ze niet. En gratis ook niet.

Elke moderne sector, bedrijfstak of wetenschappelijke discipline is afhankelijk van goede informatievoorziening. Men zou kunnen spreken van een noodzakelijke informatie-infrastructuur. De Nederlandse sector voor ontwikkelingssamenwerking vormt daarop geen uitzondering. Om als sector te kunnen leren, om kennis te kunnen accumuleren, moet deze worden vastgelegd als informatie, beschreven en beschikbaar gemaakt. Daarvoor zijn naast publicatiekanalen, ook systematische verzamelingen van informatie nodig, zoekmogelijkheden, attendering op nieuwe publicaties, en informatievoorziening op maat op basis van thematische profielen. Al deze zaken zijn in Nederland gelukkig in voldoende mate beschikbaar, maar ze komen er niet vanzelf.

Bij de huidige bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking sneuvelen ook delen van de informatie-infrastructuur, zoals de bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Tropen, waarvan de financiering per 1 januari 2013 is opgezegd. Daarvan is niet alleen een belangrijke bibliotheekfunctie (met voornamelijk digitale bronnen) voor Nederlandse ontwikkelingsprofessionals het slachtoffer, maar bijvoorbeeld ook Search4Dev, een open access digital repository voor publicaties van Nederlandse ontwikkelingsorganisaties. Bovendien vervult de bibliotheek een belangrijke rol in het verlenen van toegang tot informatie aan kennisinstellingen in het Zuiden, in het versterken van hun capaciteit voor informatievoorziening en in het verruimen van de informatievaardigheden van hun eindgebruikers.

Want ook in het Zuiden moet worden geïnvesteerd in de informatie-infrastructuur. De kennisbrief benadrukt terecht het belang van samenwerking tussen kennisinstellingen in Noord en Zuid en van de versterking van de capaciteit van kennisinstellingen in het Zuiden. Toegang tot informatie is daar nog lang niet zo vanzelfsprekend als in Nederland. Bovendien is het voor kennisopbouw over ontwikkelingssamenwerking van het grootste belang dat juist informatie afkomstig uit het Zuiden zelf toegankelijk wordt gemaakt.

Kennisinstellingen staat wereldwijd voor grote uitdagingen bij het inrichten van de informatievoorziening. Juist voor instellingen in het Zuiden is de opkomst van open access publishing van grote betekenis. Het biedt een betaalbare toegang tot informatie en fungeert als laagdrempelig publicatiekanaal voor lokale kennis. Ook de opbouw van digitale bibliotheken is voor kennisinstellingen in het Zuiden essentieel, al was het maar om de veelal onbetaalbare vorming van grote papieren collecties te kunnen vermijden. Dit is bijvoorbeeld voor de Association of African Universities reden om volop in te zetten op deze terreinen binnen het eigen programma voor institutionele capaciteitsversterking. Kennispartners uit het Noorden spelen daarbij een belangrijke rol.

Ik verwacht dat Nederlandse investeringen in de informatie-infrastructuur in de nabije toekomst gekoppeld zullen zijn aan de prioritaire thema’s van de focusbrief. In het licht van de huidige bezuinigingen valt hier veel voor te zeggen, ook al gaat er dan helaas veel informatieaanbod over de bredere context verloren. Het belangrijkste is dat de informatievoorziening niet wordt vergeten bij de inrichting van de vijf kennisplatforms. Daarbij moet ruim aandacht zijn voor capaciteitsversterking en toegang tot informatiebronnen voor de zuidelijke partners die bij de kennisplatforms betrokken zullen zijn.

Gelet op het huidige subsidiebeleid van het ministerie zal de uitvoering van deze informatiefuncties waarschijnlijk worden aanbesteed. Dat lijkt een reële mogelijkheid. In Nederland zijn meerdere partijen in staat er op professionele wijze invulling aan te geven. Toch schuilt ook hierin een gevaar: het gevaar van versplintering bij een verregaande opsplitsing in thema’s. Voor een goede en vooral kosteneffectieve informatievoorziening zijn een zekere mate van centralisatie en een grote mate van coördinatie onontbeerlijk. Het beleid doet er goed aan deze noodzaak te erkennen, terwijl het aan de betrokken instellingen zelf is om de coördinatie van de informatievoorziening niet alleen nu, maar ook in de toekomst vorm te geven.