News

Bijeenkomst Rode Hoed: Diepgaand debat ontbreekt

Knowledge brokering25 Jan 2010

Peter van Lieshout opende de discussie met een korte uiteenzetting van de belangrijkste conclusies uit het rapport Minder pretentie, meer ambitie. Met dit rapport geeft de WRR een eerste aanzet voor een nieuwe fase in het debat dat moet gaan over drie punten, de kernwaarden van het rapport. 1. Ontwikkelingsgerichter, 2. Specifieker en 3. Breder.

De ontwikkelingsgerichtheid heeft tot nu toe in de bespreking van het rapport de meeste aandacht gekregen. Het belangrijkste aspect daarbij is om verder te gaan dan alleen armoedebestrijding. Er is volgens Van Lieshout een gemakzucht in het systeem geslopen die voorschrijft dat onderwijs en gezondheidszorg per definitie de beste keuzen zijn voor de ontwikkeling van een land. “Zorg dat ontwikkelingshulp weer vooral over ontwikkeling gaat.” bepleit van Lieshout. “En stel daarbij de vraag: Wat zijn je doelstellingen?”

Het advies van Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid is dat de Ontwikkelingshulp specifieker moet worden. In de praktijk betekent dat een vermindering van het aantal sectoren en een focus op lange termijn oplossingen. “Expertise gaat steeds meer tellen” zegt Van Lieshout en Nederland moet zich daarom toeleggen op de sectoren waar zij kennis in huis heeft, zoals landbouw. De retoriek van falende staten is niet meer van deze tijd. Het gaat erom inzicht te krijgen in het spel dat gespeeld wordt door overheden en lokale elites, want in dat speelveld is de ontwikkelingshulp actief.

Van Lieshout geeft aan dat de WRR met het rapport ook heeft willen provoceren. Nederland claimt veel kennis op het gebied van werken met civil society, maar niemand stelt de vraag: wat voegen wij toe? “Google maar eens op civil society en je komt geen enkele Nederlandse NGO tegen.” Dit terwijl het juist de mondiale vraagstukken zijn waar de ontwikkelingshulp zou moeten excelleren. Het zou minder om uitvoering moeten gaan, maar meer om brede maatschappelijke thema’s die in een globaliseringsagenda moeten worden vastgelegd. Maar wie maakt die globaliseringsagenda is dan de vraag. Het WRR biedt hierop geen antwoord, maar zegt wel dat het niet het ministerie van Buitenlandse Zaken zal zijn. MinBuza is namelijk overbodig geworden.

Vastgesteld is dat de sector van ontwikkelingssamenwerking flink is opgeschud. Het is volgens Van Lieshout nu tijd voor de vraag “Hoe nu verder?” Die vraag wordt helaas tijdens dit debat niet beantwoord. De sprekers nemen stuk voor stuk het woord om de voor hen typerende uitspraken te doen. Het is weinig verrassend dat Boekestijn het heeft over investeringen in de private sector, Janssen de effectiviteit van hulp in twijfel trekt en Karimi benadrukt dat een rechtenbenadering belangrijk is.

Na de inleiding van Van Lieshout komt de discussie over de toekomst niet echt op gang. De sprekers gebruiken Haïti als voorbeeld om over bekende stokpaardjes te praten. “Hulp heeft al die jaren in Haïti niet geleid tot goed bestuur” zegt Boekestijn. “Huizen bouwen lukt wel, maar een goed functionerende economie opbouwen duurt tientallen jaren” zegt Janssen. Karimi antwoordt door te benadrukken dat er in Haïti nu alleen noodhulp wordt verleend. “We kunnen met het geld van de SHO niet binnen 5 jaar een florerende economie op poten zetten.” Het gesprek blijft steken bij een beperkte probleemanalyse, maar biedt geen richting aan het debat.

Van Lieshout reageert door te zeggen dat de omvang van de ramp in Haïti een reflectie is van de verwaarlozing in het verleden. De condities voor ontwikkeling zijn er nooit geschapen. “De taak die ons nu voor ogen staat is voortbouwen op de situatie van nu en vooruitgang boeken.” Voor economische ontwikkeling is een overheid die de randvoorwaarden schept onmisbaar. Westerlingen zijn geneigd te denken dat alleen een democratische overheid die randvoorwaarden kan scheppen. Van Lieshout beargumenteert dat je de vraag over de moraliteit van een regime achterwege kan laten als de overheid aantoont op een effectieve manier voor bijvoorbeeld gezondheidszorg en onderwijs te zorgen. Farah Karimi van Oxfam Novib weerlegt dit door erop te wijzen dat armoede en onrecht vaak hand in hand gaan. “Zonder een weerbare civil society, kan een overheid niet effectief zijn”, aldus Karimi.

Na een kort vragenrondje sluit gespreksleider Martin Sommer (Volkskrant) af met woorden van Teddy Roosevelt: “Er is maar één ding erger dan een hard hart, dat is een zacht hoofd.” En zachte hoofden hadden de sprekers zeker niet. Dat er weinig diepgang in het debat zat, had er wellicht mee te maken dat er niemand van het ministerie van ontwikkelingssamenwerking aanwezig was. Complimenten voor het rapport van de WRR kwamen van zowel links als rechts, maar een onderbouwde reactie van minister Koenders ontbreekt vooralsnog.

Verslag door Jojanneke Spoor