Nog op tijd voor de begrotingsbehandeling heeft de heer Knapen zijn belofte waargemaakt en ons zijn gedachten over het te voeren kennisbeleid meegedeeld. Vanuit mijn kleine werkelijkheid daarop een reactie.
De heer Knapen maakt in zijn beleidsbrief onderscheid tussen kennis voor beleid, kennis in ontwikkelingslanden en beleid voor kennis. Dit onderscheid is nuttig, maar verdwijnt eigenlijk in de rest van de brief, waar ik verwacht had een steviger analyse te zien op hoe kennis in ontwikkelingslanden tot stand komt en hoe die daar bijdraagt aan verbreding van de horizon, toegenomen vrijheden en uiteindelijk verbetering van omstandigheden van mensen.
Het opzetten van platforms is waarschijnlijk ingegeven door de wil om partijen bij elkaar te brengen en meer gezamenlijkheid te creëren in de kennisontwikkeling. Daarvan zijn inderdaad ook goede voorbeelden te zien bij diverse allianties. Maar waar bij allianties van een nuttige bundeling sprake kan zijn zie je bij een platform juist een mogelijke verwatering.
Daarbij werkt de voorgestelde opzet juist ook sterk uitsluitend. Het oordeel van de ‘regiegroep’ en het vigerend beleid bepalen samen wie er wel en niet aan tafel zit. Het CDA heeft ooit bepleit dat een sterke democratie zich kenmerkt door het financieren van tegengeluid. Dit erfgoed is behoorlijk verschraald.
De voorgestelde afbakening levert mogelijk juist het tegenovergestelde op van wat de Minister beoogt. Kennis wordt waardevoller door het delen ervan zegt hij. Maar door de platform constructie wordt de gedeelde kennis niet gebundeld (wat binnen allianties of PPPs wel gebeurt). Bovendien ligt het niet in de lijn der verwachting dat alles gedeeld zal worden. Door dit gebrek aan bundeling mist het de diepgang en verwatert het debat. Dit komt doordat diverse partijen gaan schermen met wat zij ten onrechte ‘kennis’ noemen. Het gaat dan al snel over institutionele belangen of de verkoop van kennisproducten. En daar wordt het algemeen belang niet noodzakelijkerwijs mee gediend. De kennis verliest daardoor z’n slagkracht met betrekking tot het bijsturen van beleid.
Gisteren was er een uitzending van Tegenlicht waar nog maar eens werd aangetoond dat in plaats van afbakening er juist nu investeringen nodig zijn om als huidige veelbelovend kennislandschap internationaal toonaangevend te blijven.
Promovendi worden ingevlogen en vliegen met die kennis straks ook weer uit. Prachtig, maar in het Nederlands belang (nogal van belang voor dit kabinet) zou ik het toch liever andersom zien. Nederlandse promovendi die bij universiteiten in ontwikkelingslanden gaan promoveren en dan na verloop van tijd hun netwerk mee terug naar Nederland nemen. Dat zal de Nederlandse positie versterken. Niet door de kennis die we brengen, maar door de kennis die we mee terug nemen.
Hoe dan wel?
Want we waren er toch niet voor het eigen belang. Hoe dan de kennis te versterken in het belang van een eerlijker wereld?
- Vanuit de dienst aan het algemeen belang zou de overheid juist kaders moeten scheppen waarbinnen kennisontwikkeling maximaal van de grond komt op terreinen waar het voor de samenleving van cruciaal belang is die te ontwikkelen. Onder andere om onszelf altijd te bezien in relatie tot de rest van de wereld. Vanuit een heldere visie op de globale samenleving dus. Die visie ontbreekt bij dit kabinet en daarmee is er ook geen zicht op welke positie Nederland wenst in te nemen in die globale samenleving en welke kennisinvesteringen daar passend bij zijn.
- Vanuit een dergelijk breder gedeelde visie zou er gekeken kunnen worden welke onderzoeksprogramma’s van welke universiteiten wel een extra steuntje in de rug kunnen gebruiken (vanwege het algemeen belang) en hoe die beter gekoppeld kunnen worden aan lagere opleidingen (maar goed, dat is iets voor OCW).
- Er zal dan waarschijnlijk ook worden ingezet op het investeren in internationale relaties van Nederlandse kenniscentra die behalve een kennis vergarende ook een kennis verspreidende rol zouden kunnen vervullen en de samenleving up-to-date houden over ontwikkelingen in de wereld. Dit lijkt me beter dan investeren in een peperdure mondiale industrie zoals die van de diverse onderzoeksinstellingen van de CGIAR onder de Wereldbank die enkel een handjevol ministers van noodzakelijke data voorzien over de toestand in de wereld, waarbij we ook nog eens het gevaar lopen dat we iets voorgeschoteld krijgen waar we zelf geen eigenaar zijn van de analyse.
- Investeren in het versterken en mobiliseren van kennis in Nederland zou ons in staat moeten stellen zelf een positie in te nemen in de wereld, als burger van wat nu nog Nederland is. Niet voor niets leeft het idee dat de Nederlander is losgezongen van de situatie in de wereld. Dit komt deels door versimpelde beeldvorming, ongebreideld individualisme en het idee dat er is ontstaan dat de staat onze belangen wel kan behartigen in de rest van de wereld, en dat zij erop moet worden afgerekend als ze dat niet doet. De Nederlander gaat momenteel door een steile leercurve over onze eigen geschiedenis en de implicaties daarvan voor onze huidige relaties in de wereld om die belangenbehartiging met enige bescheidenheid in te kunnen zetten.
- Die leerprocessen bij eigen burgers en bedrijven begeleiden zou het vertrekpunt kunnen zijn van een nieuw Nederlands kennisbeleid, waarbij het uitgangspunt is dat als we een probleem tegenkomen we de oplossing mogelijk nog niet in beeld hebben, en ons wellicht door anderen moet worden aangereikt.
- De noodzaak tot verandering kan zich dan zo aan ons opdringen dat er ook ruimte ontstaat voor ongedachte oplossingen en innovatie die bij een andere manier van denken horen.
- Dat denken gaat juist uit van de kracht van de ander en stelt de behoefte van anderen voorop. Dan kan iets dat eerst als winst werd gezien plotseling als verlies worden gerekend. En wat als onbelangrijk terzijde werd geschoven kan ineens van hoge waarde worden geacht. Dan gaat luisteren naar oplossingen van anderen vooraf aan het bedenken van eigen oplossingen, en wordt het een gezamenlijk zoeken naar de juiste antwoorden. Met die intentie heb ik deze reactie ook geschreven en ik laat me graag overtuigen dat ik er helemaal naast zit. Maar het liefst door mijn oud-collega’s in Afrika en Azië.