News

DGIS moet kennis eigen maken

Development Policy16 Nov 2011Michiel Keyzer

“Wie niet sterk is moet slim zijn”, dat is volgens mij voor DGIS de kern van het WRR-rapport “Minder pretentie, meer ambitie”. Slim zijn in het omgaan met schaarse middelen, maar ook beseffen hoe een klein en van het buitenland afhankelijk land een goede positie kan opbouwen, qua kunnen, en vooral ook qua reputatie.

Het DGIS-kennisbeleid is daar een onderdeel van. Het moet een visie tonen die stoelt op de in essentie morele drijfveren van ontwikkelingssamenwerking, en tegelijk op het besef dat Nederland een reputatie heeft hoog te houden door bijzondere kwaliteit te bieden, in technologisch opzicht maar ook als energieke, inspirerende en betrouwbare partner in zowel zakelijke als ideële projecten.

Het onderwerp voedselzekerheid biedt in dit opzicht het voordeel dat het duidelijke eindtermen kent, namelijk honger en armoede uitbannen, en dat Nederland op dit terrein wat te vertellen heeft. Voor DGIS rijst wel de vraag hoe het partners voor dit onderwerp kan winnen en vasthouden om de eigen beleidsdoelstellingen te realiseren. Het huidige kabinet wijst hier vooral met nadruk op het bedrijfsleven omdat het veel te bieden heeft, omdat het er ook aan kan verdienen, en omdat het eigen geld kan inbrengen. Het refereert daarbij met name aan Nederlandse “topsectoren”, waarbij het drietalagrofood, tuinbouw en water bij de doelstelling voedselzekerheid aansluit.

Deelname van het bedrijfsleven is ook onontbeerlijk, gezien de reusachtige inbreng van middelen en kennis die nodig zal zijn om op het platteland van met name Afrika de nodige productieverhoging tot stand te brengen. Bovendien, om echt voortgang te boeken zal deze zich zowel binnen de landbouw als langs de ketens moeten voltrekken. Met ontwikkelingshulp alleen lukt dat nooit, hoe goed het onderzoek ook moge zijn dat de betreffende plannen ondersteunt.

Kennisvraag: de financieringsproblematiek

Het is in dit verband van belang op te merken dat de investeringen in de landbouw momenteel wereldwijd te laag zijn om in toekomstige behoeften te voorzien. Er vloeit afgezien van de toegenomen buitenlandse investeringen door de opkomende landen als China vrijwel geen risicodragend vermogen naar de landbouw, terwijl het landbouwkrediet, ook in China, in de regel niet meer is dan een bundeling van rurale besparingen, en het microkrediet weliswaar de sociale vangnetten versterkt en tot emancipatie bijdraagt maar weinig blijkt te betekenen voor de groei op het platteland.

Zelfs in Nederland zuchten de zogenaamde topsectoren als tuinbouw, bloemen en melkveehouderij onder de lasten van rente en aflossing. In Denemarken heeft zich al enkele jaren geleden een echte financiële crisis in de landbouw voorgedaan en Frankrijk is momenteel in die richting op weg. Nederland moet niet de volgende zijn. Kortom, geef wel het goede voorbeeld als je praktijken van je topsectoren exporteert. Helemaal voor de bank werken wil niemand, ook de boeren in het Zuiden niet.

De kennisvraag is daarom te zoeken naar financieringsvormen en toezichtpraktijken die voldoende aantrekkelijk zijn voor alle partijen, waarbij te denken valt aan directe participaties met een meer directe relatie tussen geldschieter en het ontvangende bedrijf, en mogelijk een bescheiden inbreng van publieke middelen. Het antwoord zal niet eenduidig zijn en behoeft kennis op vele niveaus. Een daarvan is algemene landenkennis die echt dieper gaat dan wat je als investeerder van het internet kunt plukken, want dat legt onvoldoende verbinding met je eigen problematiek.

Clustervorming

Wil het topsectorenbeleid van de grond komen dan moet het daarom, zeker wanneer het om export van technologie gaat, via clustervorming de verbinding leggen tussen de problemen daar en de sterkten hier. Zulke clusters ontwikkel je niet in een paar jaar. Daarom moet DGIS voorlopig werken met de beschikbare kennisinfrastructuur. Die moet het koesteren en bijstellen, door allianties te bevorderen en disfunctionerende eenheden te sluiten. Het moet aansturen op langlopende samenwerking, op vertrouwen, gedeelde waarden en persoonlijke relaties.

Daarnaast moet het ook steeds de langere termijn voor ogen houden. Daarbij is aan Nederlandse kant de uitdaging vooral om voldoende wervend te zijn. Tijdens of na je afstuderen kiezen voor een loopbaan op het terrein van de voedselzekerheid doe je in Nederland niet om het geld, maar omdat het probleem je ter harte gaat en je het gevoel hebt hier een omgeving te kunnen vinden waarin je effect kunt hebben en, zij het in mindere mate, enige maatschappelijke erkenning kunt opbouwen.

Dat geldt voor onderzoekers op dit terrein maar zeker ook voor potentiële DGIS ambtenaren. OS is meer dan logistiek en dossierafhandeling. Het mag en kan het kennisbeleid niet via platformen, geldstromen of wat dan ook tot een extern probleem verklaren. Wie slim is weet het allang: kennis moet je je eigen maken, je kunt het nauwelijks inkopen.

Het scheppen van een aantrekkelijk en betrouwbaar OS-kennisklimaat is daarom cruciaal, en de primaire functie van een kennisplatform voedselzekerheid is daarom om DGIS zo te adviseren dat daar ook wat van terecht komt, op een manier waar naast de onderzoekers en het bedrijfsleven ook de eigen ambtenaren brood in zien.

Zorg er daarbij wel voor dat sectoren niet tegen elkaar worden uitgespeeld. Gewasopbrengsten moeten omhoog en meststoffen moeten worden gerecycleerd, zeker. Maar kindersterfte door ondervoeding valt niet los te zien van ziekten als malaria en tuberculose. Wie eten wil moet ook drinken en schoon water is een kwestie van beschikbaarheid van pompen maar vooral ook van de mogelijkheid om water te koken en van hygiëne. Kortom, voedselzekerheid vraagt om een brede inzet.

Een unieke kans

Vaar daarom scherp aan de wind, en niet met alle winden mee. DGIS is meer dan een subsidieloket. Het moet ervoor zorgen dat Nederland wordt gezien als een bekwame en trouwe vriend, die in vol besef van lotsverbondenheid ook in de ander gelooft. Dat is echt niet soft. Juist een tijd die zich op de grenzen van de commercie bezint biedt momenteel een unieke kans het opgebouwde krediet veilig te stellen en de eigen plaats in de wereld te versterken.