In bad, in bed en op het balkon; het rapport van de WRR leest enorm lekker weg. Bovendien zaten er voor mij een aantal eye-openers in die ons verder kunnen helpen om de Nederlandse hulp op een hoger plan te gaan tillen (om maar een paar voorbeelden te noemen: het afnemende percentage van programmable aid, het succesvoller zijn van water activiteiten indien ze gekoppeld worden aan de productieve sector, de innovatieve geïntegreerde samenvloeiende departementen in andere landen). Veel interessante suggesties en commentaren zijn al gegeven op deze site van de Broker en zijn niet nodig om te herhalen. Ik wil me met name richten op een mogelijke kritiek die nog maar weinig aan bod is gekomen: de cijfermatige onderbouwing. Helaas worden er een aantal conclusies getrokken op basis van feiten die echt niet kloppen, en die herzien zouden moeten worden in nieuwe versies. De grootste cijfermatige problemen betreft de cijfers over de hulp.
Pagina 279: bijna 80% van de (Nederlandse) hulp wordt besteed aan de sociale sectoren. Dit is feitelijk onjuist, zoals blijkt uit de laatste gegevens van OECD/DAC over Nederland, daar komt men eerder op een percentage rond de 50%. Het is ook niet juist met wat op pagina 119 door de auteurs wordt gezegd, namelijk dat Nederland 1.6 miljard Euro uitgaf aan sociale infrastructuur in 2007. Gezien het Nederlandse OS budget toen ongeveer 4.8 miljard Euro was is het volgens deze pagina eerder 33%. Het lijkt erop dat de onderzoekers in hun conclusies de cijfers zo buigen om hun idee, ‘er gaat te veel naar de sociale sectoren’, kracht bij te zetten. Dat doen ze helaas niet, want het is duidelijk dat dit cijfer een overdrijving is.Pagina 265: Hier betogen de auteurs dat Nederland van ongeveer 10% steun aan NGO’s in het jaar 2000-2001 naar ruim 25% gegaan is in 2005-2006%. Dit, in combinatie met het grote aantal NGO’s dat financiering ontvangt, wordt naar voren gebracht als een argument om te laten zien dat er een toenemende mate van fragmentatie is. Nederlandse hulp aan NGO’s was echter geen 10% in 2010. Het IBO rapport uit 2003 laat op pagina 27 al zien dat dat in 2001 en 2001 al 24% was. Fragmentatie lijkt altijd al een onderdeel geweest te zijn van de Nederlandse hulp, omdat naast de MFP-breed organisaties toen ook al tientallen NGO’s financiering ontvingen van de themadirecties en de ambassades.
Pagina 57: Hier wordt beweerd dat de Wereldbank in 2007 6 keer zoveel ‘gaf’ aan ontwikkelingslanden als de gezamenlijke VN organisaties. Dit is een van de hoofdargumenten voor de auteurs om te beweren dat de VN met name interessant is voor de ideeën, maar op het operationale vlak niet zoveel voor stelt. Het is niet correct dat de Wereldbank 6 maal zoveel ‘geeft’ als de VN organisaties: de turnover van de Wereldbank is waarschijnlijk wel 6 keer zo groot, maar het grote merendeel van de WB financiering zijn leningen en dienen dus terugbetaald te worden, en deze middelen worden dus niet ‘gegeven’. De DAC donoren hebben in 2008 ruim 5,7 miljard dollar aan de VN instellingen gegeven (ODA) en aan de Wereldbank Groep 8,5 miljard dollar; qua ‘nieuw’ geld liggen deze (groepen van) organisaties dus dichter bij elkaar dan het WRR rapport doet vermoeden.
Dit zijn slechts 3 voorbeelden van cijfermateriaal dat met iets te veel pretenties wordt gepresenteerd. Er staan nog meer onjuistheden in het rapport, maar die hebben minder grote consequenties voor hun conclusies. Maar hoe dan ook: het is een zeer interessant rapport waar we veel aan kunnen hebben.