De aanzet voor een fundamentele herziening van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid is dubbelzinnig, het oogt modern maar is tegelijkertijd ouderwets. Modern is de toenemende aandacht voor publieke goederen zoals veiligheid, water en voedsel. Ouderwets is het opnieuw centraal stellen van nationaal belang en eigen profijt zoals dat ook gebeurde bij de totstandkoming van ontwikkelingssamenwerking in de vorige eeuw. We moeten naar de toekomst maar gaan ook terug naar het verleden. We moeten moderniseren maar zien heel veel kaalslag.
De zorg voor publieke goederen vergt beleidscoherentie, dat onderkennen de bewindslieden. Maar de groeiende fixatie op nationaal belang en eigen profijt neigt juist tot het tegendeel en, zo leert het verleden, draagt het risico in zich van aanbodsturing. De oriëntatie op mondiale vraagstukken vergt internationale samenwerking, dat onderkennen Knapen en Rosenthal. Maar de keuze voor nationaal belang leidt tot een voorkeur voor het bilaterale kanaal omdat juist dat kanaal kan leiden tot profijt voor Nederland en het bedrijfsleven.
Ontwikkelingsdoelen moeten leidend blijven
De bewindslieden pleiten voor beleidscoherentie en “onderlinge samenhang” bij interdepartementale samenwerking maar laten de vraag onbeantwoord of ontwikkelingsdoelen daarbij leidend en doorslaggevend zijn. Zij gaan voorbij aan de conflicterende doelen en belangen. Willen Knapen en Rosenthal daadwerkelijk “voorkomen dat de positieve effecten van ontwikkelingsamenwerking ondermijnd worden door de negatieve effecten van beleid van andere gebieden (…) en anderzijds zorgen dat beleid op andere gebieden positieve spillovers heeft voor ontwikkelingslanden” zoals het zo omarmde WRR-rapport bepleit? Zullen zij deze coherentie ook in internationaal verband willen bepleiten en bevechten? En neemt het kabinet de suggestie van de WRR over om elke twee jaar een onafhankelijke en externe evaluatie van het coherentie beleid te laten uitvoeren?
Witboek over Nederlands belang in een geglobaliseerde wereld
De grote nadruk waarmee de bewindslieden het Nederlandse belang centraal stellen roept onvermijdelijk de vraag op wat zij daaronder eigenlijk verstaan. Als het “strategische belang” van Nederland leidend is voor ontwikkelingssamenwerking, laten de bewindslieden dan tenminste duidelijk maken wat dat strategische belang is. Welke Nederlandse “maatschappelijke en commerciële belangen” moeten er door ontwikkelingssamenwerking beschermd worden? Laten Rosenthal en Knapen nu eens met een witboek komen waarin zij duidelijk maken wat ons nationaal belang in een geglobaliseerde wereld is en hoe zij deze belangen gezaghebbend en effectief denken te behartigen.
Veiligheid en rechtsorde in fragiele staten
IKV Pax Christi is blij met de voortdurende aandacht voor veiligheid en rechtsorde in fragiele staten. Het is daarbij echter wel van belang de veiligheid en menselijke waardigheid van burgers (human security) in fragiele staten centraal te stellen. De verantwoording van de keuze voor het thema veiligheid en rechtsorde in fragiele staten neigt door zijn nadruk op terrorisme en misdaad naar symptoombestrijding. De ervaringen in Irak en Afghanistan leren echter dat een politieke strategie die zich dominant laat leiden door de nationale veiligheidsbelangen van interveniërende staten niet succesvol is . De inzet voor veiligheid en rechtsorde in fragiele staten stelt overigens niet enkel hoge eisen aan integraal beleid maar vergt, juist vanwege de fragiele context, ook samenwerking tussen gouvernementele en civiele actoren zoals civiele samenlevingsorganisaties en ondernemingen.
Bezuinigingen
Als het politiek niet haalbaar is de meest kwetsbare mensen te ontzien dan pleiten wij er voor de pijn van de bezuinigingen vanwege de teruggang van 0,8% naar 0,7% over vier in plaats van twee jaar te verdelen zoals het kabinet wil. De morele plicht van de rechtvaardigheid weegt hier zwaarder dan het politieke belang deze bezuinigingen zo snel als mogelijk in te boeken.
De bewindslieden maken in hun basisbrief niet inzichtelijk in welke mate de bezuinigingen respectievelijk multilaterale, bilaterale en particuliere kanaal treffen. Dit inzicht behoort deel uit te maken van een transparante verantwoording van de begroting zeker als de inzet is de bezuinigingen evenredig te verdelen.
Ook laten de bewindslieden na duidelijk te maken op welke wijze het Ministerie van Buitenlandse Zaken zelf door afslanking een bijdrage levert aan de bezuiniging in 2011. Het Ministerie van Defensie kondigt ontslagen aan, het Ministerie van Buitenlandse Zaken bezuinigt niet op apparaatskosten.
Geconditioneerde bilaterale begrotingssteun
Binnen het bilaterale beleid zal het verlenen van algemene begrotingssteun afhankelijk zijn van corruptie, mensenrechten en goed bestuur. Onduidelijk is welke concrete consequenties dit conditionele beleid heeft op de begrotingssteun die Nederland via de EU- begrotingssteun en multilaterale kanalen aan dezelfde landen verstrekt. Het conditionele beleid en de afname van het aantal partnerlanden zal ook moeten leiden tot een significante daling van de steun via o.a. de WB/IDA en het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF).
Multilateraal
Ondanks bezuinigingen blijft de Nederlandse bijdrage aan het Europees Ontwikkelings Fonds EOF – volgens de WRR “vooralsnog vooral een belofte” – gehandhaafd terwijl het CDA bij monde van het WI juist pleitte voor het terug schroeven van de Nederlandse bijdrage tot kosten die gemoeid zijn met coördinatie waar de EU volgens de WRR nu juist wel een rol kan spelen.
Markant is dat ondanks alle bezuinigingen het budget voor financiële steun via de Wereldbank zeer fors toeneemt ten opzichte van 2010. De bewindslieden verwijzen steeds met instemming naar het WRR-rapport. Dat rapport stelt echter ten aanzien van de Wereldbank dat het combineren van de rol van regisseur en uitvoerder van de hulp “bijna een onmogelijkheid” is en dat bovendien de Wereldbank “weinig verantwoording aflegt over haar interventies aan donoren en ontvangers van hulp”. Ondanks kritische evaluaties van het management van deze steun kiezen de bewindslieden voor een exorbitante verhoging van de IDA via de Wereldbank. De steun voor het multilaterale kanaal binnen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën en het Kabinet moet wel heel groot zijn.
34%
De overheid wil naar maatschappelijke organisaties toe een betrouwbare partner tonen maar laat de maatschappelijke organisaties in het ongewisse of er na 2011 nieuwe bezuinigingen volgen.
De bezuinigingen op het maatschappelijk middenveld worden als evenredig gepresenteerd. Maar dat zijn ze niet. Het budget voor medefinanciering via maatschappelijke organisaties bedroeg in 2010 567 miljoen. Koenders voerde een eerste bezuiniging door, het budget voor 2011 daalde tot 500 miljoen. Knapen besloot 75 miljoen daarvan (toe te kennen bij hoge kwaliteit van aanvragen) te schrappen, niet vanwege gebrek aan kwaliteit maar vanwege gebrek aan budget, een tweede bezuiniging. Daarboven op komt de aangekondigde additionele korting van 50 miljoen, de derde bezuiniging. Deze gestapelde bezuinigingen bedragen 34% ten opzichte van het budget in 2010 en geen 12,5% zoals wordt gesteld.
Een dergelijke bezuiniging staat echt in geen verhouding tot de bezuinigingen op het bilaterale en multilaterale kanaal. Het is onredelijk een derde korting op te leggen van 50 miljoen. Ook zonder deze derde bezuiniging levert het medefinancieringsstelsel met een korting van 25% een ruime bijdrage aan de bezuinigingen.
Ironisch is dat de CDA-er Knapen met zijn bezuinigingen op het maatschappelijk middenveld ten gunste van de multilaterale en bilaterale kanalen bijdraagt aan de verstatelijking van ontwikkelingssamenwerking. En dat terwijl premier Rutte in de regeringsverklaring zo duidelijk was: “De samenleving is vaak in staat dingen te doen als de overheid die ruimte biedt.”
De bewindslieden menen dat een grote financiële afhankelijkheid van de overheid de positie als representanten van een vitaal maatschappelijk middenveld relativeert en gaan daarover graag het gesprek aan . Wij gaan dat gesprek over de rolverdeling tussen overheid en maatschappelijk midden-veld bij de uitvoering van publieke taken graag aan.
Verantwoording
Het is van belang dat de bewindslieden zich precies verantwoorden over de mate waarin en de wijze waarop 20% van de uitgaven vastliggen. Het streven van de bewindslieden is een betrouwbare donor te blijven en toezeggingen en afspraken te respecteren. Dat roept de vraag op basis van welke overwegingen de bewindslieden bepaalde toezeggingen en afspraken wel en andere niet naleven terwijl zij in hun basisbrief aangeven zoveel belang te hechten aan een gelijk speelveld.
Tot slot
Het is niet zonder risico’s eerst de middelen te verdelen en dan het beleid vast te stellen. De beleids-vernieuwingen die door nieuwe bewindslieden worden aangekondigd kenmerken zich vaak door een hoog “management by speech” gehalte. Dat geldt ook voor deze basisbrief die bovendien zwaar maar selectief op het rapport van de WRR leunt waarop de regering nog moet reageren. Het zou niet de eerste keer zijn dat de middelen de doelen bepalen in plaats van andersom.
Jan Gruiters is directeur van IKV Pax Christi