Het Nederlandse kabinet zegt toe op korte termijn tot een Nederlandse globaliseringstrategie te komen. Daarbij let het niet alleen op het Nederlandse belang, maar ook op dat ontwikkelingslanden. Daarmee geeft het ook gevolg aan de motie van Kathleen Ferrier en Sjoera Dikkers in het 2e Kamerdebat over de begroting van 2011 waarin zij de regering oproept om ‘vanuit een mondialiseringvisie coherentie voor duurzame ontwikkeling praktisch vorm te geven’.
Het is nog onduidelijk hoe de regering deze belofte gaat invullen. Zij stelt het initiatief te nemen tot ‘overleg met alle betrokken partijen tot een relevante beleidsagenda te komen’.
De toezeggingen worden gedaan in de afsluitende paragraaf van de reactie van de regering van 21 januari 2011 op het inmiddels een jaar geleden uitgekomen WRR-rapport ‘Minder pretentie, meer ambitie‘:
Ontwikkelingssamenwerking moet breder worden
De Raad constateert dat internationale publieke goederen een steeds belangrijker oriëntatiepunt vormen van internationaal beleid. De regering onderschrijft dit. Ook hierin zijn keuzes noodzakelijk, omdat nieuwe motto’s gemakkelijk tot proliferatie van beleid kunnen leiden. Lang niet alle belangrijke mondiale problemen vergen ook daadwerkelijk aanpak op mondiaal niveau. Nationale en regionale oplossingen zullen in veel gevallen de voorkeur verdienen. Kernvraag is hoe lokale, nationale, regionale en mondiale problemen en oplossingen samenhangen en welke rol Nederland daarbij kan en wil spelen.
De Raad beveelt aan om op korte termijn tot een Nederlandse globaliseringstrategie te komen. Dit overstijgt het beleidsterrein van ontwikkelingssamenwerking. Tijdens de begrotingsbehandeling afgelopen december is met verwijzing naar deze aanbeveling van de Raad een motie van Kamerlid Ferrier aangenomen die de regering oproept om ‘vanuit een mondialiseringvisie coherentie voor duurzame ontwikkeling vorm te geven’. De regering zal aan deze motie gevolg geven. Het gaat hierbij om twee zaken. Ten eerste om het benoemen van een aantal belangrijke mondiale uitdagingen waarvan de aanpak vanuit Nederlands perspectief en vanuit de perspectieven van ontwikkelingslanden fors kan verbeteren. Hierbij valt te denken aan grondstoffen- en energieschaarste, grensoverschrijdende ziektes, klimaatverandering, grensoverschrijdende criminaliteit of internationale handelsafspraken. Het is zaak om in overleg met alle betrokken partijen tot een relevante beleidsagenda te komen. De regering zal daartoe het initiatief nemen. Ten tweede gaat het om ander beleid van de regering dan ontwikkelingssamenwerking, waardoor beoogde effecten van het ontwikkelingsbeleid zouden kunnen worden ondermijnd. Deze coherentie voor ontwikkeling zal onderdeel gaan vormen van de genoemde ‘beleidsagenda voor globalisering’. De resultaten zullen zichtbaarder in bestaande rapportages tot uiting worden gebracht.
De Raad signaleert dat een daadkrachtige internationale respons op de uitdagingen van deze mondiale vraagstukken gepaard zal moeten gaan met de mobilisatie van zeer omvangrijke financiering. De regering onderschrijft dit. Het gaat daarbij echter, voor wat betreft officiële fondsen, lang niet altijd om ontwikkelingshulp. Het is nuttig om dit te zijner tijd zichtbaar te maken door middel van een specifiek overzicht van uitgaven aan internationale publieke goederen in de rijksbegroting en de financiële rapportages aan instellingen zoals de OESO. Dit is ook nuttig om internationaal de samenhang tussen de verschillende financieringstromen te laten zien.
Zie ook Kabinetsreactie op het WRR-Rapport ‘Minder pretentie, meer ambitie’, en Breng Nederlandse belangen in de wereld in kaart (door Frans Bieckmann)