News

Nanno Kleiterp: Ontwikkelingssamenwerking van hulp naar zelfredzaamheid

Knowledge brokering01 Feb 2010Nanno Kleiterp

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid roept in zijn rapport ‘Minder pretenties; meer ambities’ op tot een drastische wijziging van het ontwikkelingsbeleid. De koers moet worden verlegd van hulp naar zelfredzaamheid en van sociale sectoren naar infrastructuur en economische bedrijvigheid. FMO, de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden, ondersteunt die oproep volledig. Dit rapport kan niet anders dan een aanmoediging zijn voor minister Koenders van Ontwikkelingssamenwerking om sneller een grotere prioriteit te leggen bij het bevorderen van economische bedrijvigheid en werkgelegenheid.

Door te investeren in het bedrijfsleven kunnen bedrijven groeien en dit leidt tot duurzame economische vooruitgang. Bedrijven die groeien, creëren banen. Dit is essentieel omdat mensen met een baan kunnen voorzien in hun eigen levensonderhoud. Mensen met een vaste baan en ondernemers vormen de middenklasse. Deze is in een ontwikkelingsland belangrijk omdat werknemers en ondernemers gebaat zijn bij politieke stabiliteit. Tot slot dragen bedrijven belasting af waarmee de overheid investeringen kan doen in bijvoorbeeld onderwijs en infrastructuur. Dit alles leidt zoals het in het rapport wordt genoemd tot zelfredzaamheid. Terecht stelt de WRR dat zelfredzaamheid in plaats van directe armoedebestrijding de belangrijkste doelstelling van ontwikkelingsbeleid zou moeten zijn. Desondanks gaat volgens de WRR op dit moment nog slechts 25% van het budget van ontwikkelingssamenwerking naar economische ontwikkeling en slechts 10% naar het bedrijfsleven.

Dit wil niet zeggen dat de private sector het enige kanaal is om groei en zelfredzaamheid te bereiken. Steun aan overheden is tevens belangrijk, want zonder een effectief overheidsbeleid kan de private sector niet goed tot ontwikkeling komen. Overheden moeten de randvoorwaarden voor groei creëren. Slecht bestuur en wet- en regelgeving staan de ontwikkeling van de private sector in de weg. Overheden moeten ervoor zorgen dat ondernemers snel en eenvoudig een bedrijf kunnen oprichten, dat er voldoende onderwijs is dat aansluit bij de behoeftes van het bedrijfsleven en dat wetgeving de toegang tot krediet voor micro- en kleinbedrijf niet belemmert. Kortom: overheden spelen ook een cruciale rol bij het bevorderen van de private sector en daarmee de creatie van werkgelegenheid.

Het overgrote deel van de ontwikkelingshulp zijn giften. Over het algemeen zijn giften geen goed instrument om bedrijven te ondersteunen. Leningen, garanties en investeringen in aandelenkapitaal zijn veel geschiktere instrumenten om bedrijven te financieren. Dat geld komt weer terug en kan meerdere malen opnieuw worden gebruikt. De kunst is om ervoor te zorgen dat door een goede inzet van geld, geld wordt gekatalyseerd van andere investeerders. Het katalyserende effect dat hulp zou moeten hebben is een belangrijk aspect dat in het WRR rapport tot uiting komt. Indien de voorwaarde wordt gesteld dat voor één euro ontwikkelingssamenwerking minimaal één andere euro moet worden gekatalyseerd, kun je met hetzelfde geld méér impact bereiken. Het doel moet zijn om met de meer dan € 4 miljard aan officiële hulp nog eens eenzelfde bedrag te katalyseren van andere investeerders. Ontwikkelingsbanken zoals FMO laten zien dat dat kan.

Het WRR-rapport signaleert verder dat het besteden van 0,7% van het bruto binnenlands product aan ontwikkelingssamenwerking geen dogma zou moeten zijn. Niet zozeer over de hoogte van 0,7%, maar eerder over de definitie zou mijns inziens een discussie moeten plaatsvinden. De huidige definitie van officiële ontwikkelingshulp (Official Development Aid of ODA) ontmoedigt namelijk de efficiënte inzet van middelen, want als geld rendeert omdat een project succesvol is en er dus sprake is van een gezonde onderneming, is dat volgens de huidige definitie geen officiële ontwikkelingshulp.

Een wezenlijke verschuiving in het ontwikkelingsbeleid vereist een andere blik. Het WRR-rapport roept op meer aandacht te besteden aan infrastructuur en economische bedrijvigheid. Om dat te bewerkstelligen dient bij nieuw beleid steeds de vraag te worden gesteld hoe bedrijven kunnen bijdragen aan economische groei en werkgelegenheid.

FMO is van mening dat minister Koenders stappen in de goede richting zet met de moderniseringsagenda en een toegenomen focus op de private sector. Maar als we daadwerkelijk ontwikkelingssamenwerking meer willen gaan inzetten voor zelfredzaamheid, dan zijn deze stappen niet voldoende. De omslag moet dan op veel grotere schaal en veel sneller plaatsvinden.

**Deze bijdrage verscheen ook in Het Financieele Dagblad op 22 januari 2009**