Op het eerste gezicht ziet de internationale paragraaf van het regeerakkoord er heel aardig uit. Zwaartepunten zijn zelfredzaamheid in ontwikkelingslanden, ontwikkeling van de private sector, grotere rol voor het bedrijfsleven, bijdragen aan de Millenniumdoelen en minder versnippering door minder partnerlanden en minder sectoren. Daar is weinig mis mee. Bovendien is het vasthouden aan de internationale norm van 0.7% van het BNP voor ontwikkelingssamenwerking (O.S.) gezien de politieke gevoeligheid een mooi resultaat.
Bij nader inzien valt er het nodige af te dingen op het akkoord.
In de eerste plaats ontbreekt ieder zicht op wat Nederland nu echt op middellange termijn wil bereiken. Een echte visie, richting een bepaald eindresultaat, ontbreekt.
Ten tweede wordt ondanks de 0.7% zwaar gekort op ‘echte’ ontwikkelingssamenwerking. Militaire missies (vredesmissies en piraterij bestrijding) kunnen noodzakelijk en waardevol zijn, maar kosten veel geld, evenals milieu maatregelen (
Ten derde ontbreekt een invulling van de rol van het maatschappelijk middenveld. Verwacht mag worden dat de middelen om die rol mogelijk te maken zeer bescheiden zullen zijn. Voor een praktische en mensgerichte uitvoering van O.S. en draagvlak voor O.S. in de Nederlandse samenleving is een goed georganiseerd en verstandig gefinancierd maatschappelijk middenveld onontbeerlijk.
Ten vierde ontbreekt ieder referentie aan de rol van de vrouw; vrouwenemancipatie is de hoeksteen van iedere ontwikkeling.
Ten vijfde is de invulling van een internationaal milieubeleid (
Ten zesde is het idee van minder partnerlanden en minder sectoren misschien wel efficiënt, maar daarom nog niet effectief. Wat te doen als niet-partnerlanden Nederlandse ondersteuning voor bijvoorbeeld water management en landbouw, wensen en dringend nodig hebben en wat te doen in ‘falende staten’, die per definitie geen partnerland kunnen zijn?
Tenslotte zijn de noodzakelijke hervormingen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken zo vaag geformuleerd dat er zelfs op middellange termijn niet al teveel van verwacht mag worden.
Ontwikkelingsbeleid behoort gestoeld te worden op 3 pijlers: Zelfredzaamheid (economisch beleid), Rentmeesterschap (ecologisch beleid) en Solidariteit (humanitair beleid). Het lijkt erop dat het regeerakkoord zich voornamelijk op zelfredzaamheid richt en de ander pijlers verwaarloost. Daardoor is dit akkoord niet in balans.
Maar laten we ook onze zegeningen tellen. Als voedselzekerheid voor een wereldbevolking van meer dan 9 miljard mensen in 2050 een majeur probleem is (er zijn immers nu al 1 miljard mensen met chronisch honger) dan is de uitgebreide aandacht in het akkoord voor de landbouw een goede stap vooruit. De vermelde focus op thema’s waar Nederland goed in is vermeldt naast landbouw ook watermanagement en ‘maatschappelijk middenveld’. Als er dan ook nog interdepartementaal beleid bevorderd wordt op de gebieden van veiligheid, klimaat, gezondheidszorg, water en landbouwproductie, dan is dat bijna te mooi om waar te zijn. Hoe dit georganiseerd en betaald gaat worden is nog niet duidelijk. Maar met een man als Ben Knapen aan de leiding mogen we zeker hopen dat Nederland zijn vooraanstaande rol in internationale-/ontwikkelingssamenwerking kan behouden.