Over het rapport ‘Minder pretenties, meer ambities’ van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid is veel discussie ontstaan. De raad doet echter wel een aantal boeiende voorstellen. Zij pleit ervoor ontwikkeling weer centraal te stellen in plaats van armoedebestrijding. Zelfredzaamheid van mensen en landen, en adequaat geborgen ‘mondiale publieke goederen’ moeten daarbij het oriëntatiepunt zijn. Roger van Boxtel en Willem Ferwerda zijn verheugd met deze keuze van de WRR, indien het leidt tot meer aandacht voor ecologie en economie.
De planeet met haar verscheidenheid aan planten, dieren en micro-organismen en de daaruit voortvloeiende ‘ecosysteemdiensten’ als schone lucht en water, voedsel, brandstof, is HET mondiale publieke goed bij uitstek. Zij vormt de basis van ons bestaan en van onze ontwikkeling. IUCN pleit al decennia voor een integrale plaats daarvan in het economisch handelen.
Al in het begin van de 20ste eeuw realiseerden ecologen dat een wereldwijde aanpak noodzakelijk was. Na de eerste ruimtefoto’s van de blauwe planeet zag men in dat de bescherming van plant- en diersoorten aangepast moest worden: een mondiale en integrale aanpak was nodig. Het idee van aaneengesloten beschermde gebieden – groene corridors – zoals de Nederlandse Ecologische Hoofd Structuur en de Europese Natura 2000 ontstond.
In 2005 publiceerden meer dan 1300 wetenschappers in opdracht van de Verenigde Naties het “Millennium Ecosystem Assessment”. De hoofdconclusie van dat rapport was hard: de door de mens veroorzaakte degradatie van ecosystemen (natuurlijke systemen van planten en dieren die het leven op aarde onderhouden) maakt het behalen van eerder gestelde ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties onmogelijk. De studie toonde aan dat de allerarmsten het meeste lijden onder de teruggang in natuurlijk geproduceerd voedsel, schoon drinkwater, en het verlies aan natuurlijke hulpbronnen. Ook in 2010 – het VN Jaar van de Biodiversiteit – concludeert IUCN’s jaarlijkse mondiale Rode Lijst van bedreigde soorten dat het verlies van plant- en diersoorten in een historisch ongeëvenaard tempo door gaat.
De WRR zegt dat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zich moet specialiseren en noemt water en internationaal recht. Wij vinden focus op specialisatie verstandig, met name op het thema ecologie en economie als motor van ontwikkeling. In het traditionele ontwikkelingssamenwerkingsdenken is het belang van ecosystemen voor de economie zwaar onderschat. Dit jaar verschijnt het laatste rapport van de door de G8 gevraagde studie “The Economics of Ecosystems and Biodiversity”, een initiatief van IUCN en de VN-organisatie UNEP. Deze studie probeert de waarde van ecosystemen voor de economie in geldbedragen uit te drukken. Al eerder gepubliceerde getallen liegen er niet om. De economen van deze studiegroep berekenden dat de economische waarde van het wereldwijde verlies aan tropisch bos jaarlijks gelijk staat aan het economisch verlies dat mondiaal door de kredietcrisis is ontstaan. De onderzoekers ontdekten ook dat investeringen in behoud relatief zichzelf velen malen terugverdienden.
Vooralsnog merkt de Nederlandse economie weinig van dit economisch verlies, omdat we als klein en dicht bevolkt land vooral ‘teren’ op voedsel en ecosysteemdiensten van andere landen. Mensen die in tropische landen wonen, maken het dagelijks mee. In een land als India zijn de diensten die de ecosystemen leveren aan de mens (zoals voedsel, drinkwater, klimaatregulering) weliswaar goed voor 7% van het bruto nationaal product. Maar voor de 480 miljoen armsten in India, levert de natuur meer dan 57% van hun bruto product. Het verlies daarvan is voor hen een onoverkoombare economische ramp.
Sommigen antwoorden op deze constatering met een pleidooi voor economische ontwikkeling die de afhankelijkheid op de natuurlijke omgeving vermindert. De recente ontwikkelingen in het bedrijfsleven, ook in Nederland, bewijzen het tegendeel. Vooruitstrevende bedrijven, als DSM en AKZO NOBEL, bereiden zich hier op voor en werken samen met maatschappelijke organisaties om hun keten inzichtelijk te maken en hun ecologische voetafdruk te verkleinen. Ze stoppen veel geld in onderzoek naar “bio-based” producten en vragen in toenemende mate om scherpere regelgeving van overheden.
Het besef lijkt door te dringen dat natuur en milieu in deze ‘inclusieve’ economie elkaar niet langer in de weg hoeven te zitten, ze kunnen een belangrijke partner gaan worden. Daarbij kan het rekenen op draagvlak onder de Nederlandse bevolking, gezien de toename in duurzame producten en de grote steun aan groene organisaties. De discussies over klimaatverandering hebben de kennis over de belangrijke rol van bossen als goedkope opslagplaatsen van CO2 naar het grote publiek gebracht. Steeds meer mensen weten dat houtkap bijdraagt aan klimaatverandering. In het VN-Jaar van de Biodiversiteit willen we die kennis verbreden naar het belang van de planeet, haar soortenrijkdom en ecosystemen voor de ontwikkeling, de economie en de gezondheid van iedereen.
Welke keuze voor de herinrichting van ontwikkelingssamenwerking ook door het kabinet wordt gemaakt na dit WRR rapport, wat IUCN betreft mag een sterke focus op het beheer en herstel van ecosystemen en vergroening van de economie niet ontbreken. Biodiversiteit en ecosystemen vormen wereldwijd de basis van ons bestaan en ons economisch stelsel. Indien het WRR advies leidt tot meer ambities voor een groene mondiale ontwikkeling waarbij lange termijn resultaten worden behaald, dan is dit een grote stap voorwaarts.