News

Sjoerd Nienhuys: Zeven opmerkingen over het WRR rapport

Knowledge brokering23 Jan 2010Sjoerd Nienhuys

Sinds 1967 ben ik betrokken geweest bij de directe uitvoering van ontwikkelingshulp. Ik heb bij VN organisaties gewerkt, bij DGIS, als suppletie deskundige, bij SNV, als consultant en in de tsunami wederopbouw. Momenteel ben ik nog actief als consultant en PUM adviseur.

Allereerst mijn complimenten voor de uitstekende analyse van het verleden met de verschillende aspecten van de hulp. Ik heb nog niet eerder zo’n goede samenvatting gelezen. Waar vooral op wordt gewezen is dat je heel moeilijk kunt generaliseren, vanwege de diversiteit.

Van 35 landen x 30 organisaties x 10 projecten (=10,000 projecten) per jaar door Nederland alleen, zijn er altijd projecten die totaal verkeerd gaan, maar elke voorstander van ontwikkelingshulp kan dan gelijk weer een paar fantastische projecten aanhalen. Dat maakt een discussie vaak onoplosbaar.

Een zevental opmerkingen over het WRR rapport:

1. Ontwikkeling en armoedebestrijding zijn gekoppeld aan economische groei. Een tekortkoming in de discussie is dat de terminologie van armoedebestrijding te eng wordt toegepast op slechts de armoede in het economisch verkeer. De geestelijke armoede van vele bevolkingsgroepen die semianalfabeet zijn en geen toegang hebben tot brede of eerlijke informatie (Sahel en sub-Sahel), bevolkingsgroepen die geen culturele historie of gemeenschappelijke visie meer hebben, het zijn ook vormen van armoede. Die worden wellicht in enige mate erkend in de UNDP welzijnscriteria, maar niet in de Wereldbank armoedemodellen. Een van de eerste dingen die moeten gebeuren is dat in de tabellen over groei, de economische groei wordt verminderd met de bevolkingsgroei om de werkelijke groei weer te geven. Voor een groot aantal landen geeft dat een geheel verschillende uitkomst.

2. Bhutan is dan misschien niet zo rijk, maar de mens als persoon is er vaak “rijker” en gelukkiger dan menig kapitalist in Europa. In vele landen kwam ik vele families tegen die binnen het kader van hun beperkte economische en financiële middelen heel gelukkig waren en geen behoefte hadden aan de verworven heden van onze consumptie maatschappij. Verworvenheden die vaak alleen noodzakelijk zijn in ons dichtbevolkte landje. Onze Nederlandse maatschappij worstelt met geestelijke armoede en ontevredenheid. Gebrek aan culturele (of geestelijke) binding en gebrek aan werkgelegenheid zijn oorzaken van maatschappelijke onvrede. Om iedereen aan het werk te houden. wordt ook de consumptiemaatschappij in stand gehouden, maar er zijn geen grondstoffen genoeg om iedereen tot een welvaartsniveau van Europa te tillen.

3. Het rapport geeft op verschillende plaatsen aan dat met de voortgaande groei van de wereldbevolking, en tegelijkertijd de groeiende welvaart, het er in 2050 niet rooskleurig uitziet en de beweringen van de Club van Rome op verschillende manieren bewaarheid worden. Verder wordt deze bevolkingsgroei, in combinatie met economische groei, die de uiteindelijke oorzaken zijn van milieuaantasting, global warming en uitputting van grondstoffen, niet uitgewerkt. Een lange termijn visie ontbreekt hier. Wel geeft het rapport aan dat de problemen van de bevolkingsgroei al reeds vele jaren in de maak zijn, onder andere door de actieve en grote inzet van de ontwikkelingshulp op het terrein van gezondheidszorg. Sterftecijfers daalden, maar niet de geboortecijfers, en er werden geen consequenties uit getrokken voor de noodzakelijke socio-economische ontwikkelingen die nodig waren voor de snel groeiende bevolking.

4. Wel geeft Nederland een extra inspanning op het gebied van lager onderwijs (na gezondheid), maar dat lager onderwijs houdt maar weinig praktische lessen in die van belang zijn voor het realiseren van werk, en al helemaal niet op het terrein van familieplanning. Een harde koppeling tussen HIV voorlichting en familieplanning komt langzaam op gang. Het lang gevierde christelijke model (en ook het Joodse en moslim model) is om zoveel mogelijk kinderen te krijgen (“Gaat heen en vermenigvuldigt U”). Er staan grote straffen op het beëindigen van een mensenleven, maar niet op het aanmaken van leven. Elke persoon legt beslag op tenminste 50 jaar grondstoffen en daardoor een druk op de wereldvoorraad aan grondstoffen die bij voortgaande groei niet zijn op te brengen. Gezondheidszorg is een individueel menselijke noodzaak die het lijden van het individu op korte termijn vermindert, wellicht op lange termijn uitrekt, maar zeker de globale problemen verergert. Hier bestaat dus een conflict tussen de behoefte van het (zieke, zwakke) individu en de wereldgemeenschap die uit zijn voegen barst.

5. China heeft jarenlang een één-kind politiek gevoerd, ook voor het armere deel van de bevolking. Dat is bekritiseerd door velen, je zou mensen niet mogen beperken in hun kinderwens. Een enkel kind echter vereist dat de ouders al hun energie en opleiding in dat kind stoppen, waardoor het beter opgeleid kan worden dan de kinderen uit grote gezinnen, waar vaak slechts één kind een beter niveau bereikt (in de armere landen). Dat kan een bepalende factor zijn van de snelle groei die China nu doormaakt. Het leidt ook tot vergrijzing zoals in Nederland. Daar zijn nieuwe pensioen-, woon- en zorgmodellen voor nodig.

6. Een nieuw wereldmodel met een lagere groei moet rekening houden met een één-kind politiek en de daaropvolgende vergrijzing, maar zelfs Nederland heeft grote moeite met die vergrijzing te verwerken. Mensen kunnen niet altijd zinnig bezig gehouden worden (werk, cultuur, welzijn), deels vanwege wetgevingen, en deels vanwege gebrek aan het soort sociale verbanden die nog wel in de meergeneratie gezinnen bestaan. Er is een totaal verschillende interactie van de mensen nodig in culturen waar de religie geen allesbepalende samenbindende factor meer is en de bevolking vergrijst. Nederland, samen met andere landen die een zero-groei hebben, kunnen nieuwe modellen ontwikkelen en dan uitdragen.

7. Het is natuurlijk slecht verkoopbaar aan andere landen dat je eerst je eigen land overbevolkt en dan probeert te verkopen dat andere landen een één-kind politiek moeten gaan voeren. Dat is zoiets als eerst zelf alle grondstoffen opmaken en dan zeggen dat andere landen minder moeten consumeren. Wereldwijde communicatie vergroot de drang naar nieuwe spullen en consumptie en werkt ook ontevredenheid in de hand als men ziet hoe het ergens anders “anders” gaat. Dat betekent dat communicatie over onnodige luxe aan banden moet, zonder de diversiteit te benadelen. Dat zou kunnen inhouden dat het financiële systeem terug moet naar een beter beheerde overheidsstructuur waarbij de huidige asociale “winsten” goed geherinvesteerd worden.