News

Tanja van de Linde: From Aid to Global Justice

Knowledge brokering18 Feb 2010

Internationale ontwikkelingshulp ligt de laatste tijd onder vuur en er wordt gevraagd om de bestaansredenen van die hulp goed te onderbouwen. Het recente rapport van de WRR “Minder pretentie, meer ambitie” zal zeker een belangrijke bijdrage aan de discussie leveren. Het is ook een heel interessant rapport met een uitstekende analyse van de huidige situatie.

Maar of de conclusies die worden getrokken uit die analyse de beste zijn is maar de vraag. Veranderen van de semantiek, praten over hulp in plaats van samenwerking of mondiale ontwikkeling in plaats van ontwikkelingshulp is niet voldoende. Hulp is lange tijd gezien als de remedie voor vele sociale kwalen, en pogingen om gemarginaliseerde gemeenschappen te emanciperen richtten zich bijna altijd op ontwikkeling als een belangrijke voorwaarde voor, en een eerste stap op weg naar actieve deelname aan nationale en mondiale economische en politieke systemen. Er zijn in principe twee kanten aan de veronderstelling dat ontwikkelingshulp een oplossing voor de ongelijkheid en misstanden in de wereld kan bieden. Als mensen uit een situatie van armoede kunnen ontsnappen, is de redenering, (a) dan hebben ze meer mogelijkheden tot toegang tot betaalde arbeid en verbetering van hun levensstandaard en (b) zullen zij beter in staat zijn zich te verweren tegen de systemen waarin ze oneerlijk zijn behandeld. De veronderstelde correlatie tussen ontwikkelingshulp en ’empowerment’ is zo volkomen verweven dat deze vrijwel onomstreden wordt geacht.

Dambisa Moyo zegt echter precies het omgekeerde. Ze zegt: “Het idee dat de hulp systemische armoede kan verlichten, en heeft verlicht, is een mythe. Miljoenen Afrikanen zijn vandaag armer en afhankelijker vanwege die hulp; ellende en armoede zijn niet beëindigd, maar toegenomen. Hulp is, en blijft, een regelrechte politieke, economische en humanitaire ramp voor de meeste delen van de derde wereld “.

Maar wat is ontwikkelingshulp eigenlijk? Moyo onderscheidt 3 types: 1) humanitaire of noodhulp, 2) systemische hulp, bilaterale of multilaterale geld transfers van overheid tot overheid of van de Wereldbank of het IMF aan regeringen en 3) hulp die wordt uitgekeerd door liefdadigheidsinstellingen.

In haar boek “Dead Aid” richt zij zich uitsluitend op Nr. 2, systemische hulp en daarom de macro-economische voorbeelden die zich niet bezighouden met de kleinschalige commerciële activiteiten die deel uitmaken van een succesvol gemeenschapsproject.

Volgens Jeffrey Sachs en zijn Millennium dorpen project, kost het slechts 70 tot 110 USD per persoon per jaar, gedurende 5 jaar om armoede in een Afrikaans dorp te beëindigen. Zijn magische recept bestaat uit de “big five”: de landbouw, investeren in basisgezondheidszorg en onderwijs, energie, vervoer en communicatie en als laatste veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen.

So what’s new? Veel mensen, die net als ik, meer dan 20 jaar in de internationale samenwerking hebben gewerkt, zullen zeggen: “Wij weten dat deze kleinschalige ingrepen in “community development” werken en wereldwijd succes hebben gehad. Dus waarom is er geen sprake van een significante verandering en impact? Waarom bestaat armoede dan nog steeds?

Dit is het dilemma van de schaal. Schaalvergroting houdt echter ook nadelen in zoals het minder flexibel worden van de interventies en het vergroten van de afstand tussen donoren en begunstigden. Jeffrey Sachs roept op tot een strategie die naast meer hulp de armen zelf verantwoordelijk houdt voor hun eigen ontwikkeling.

De armen verantwoordelijk houden? Hoe zit het met de lokale overheden? Hoe zit het met NGO’s, traditionele leiders, de kerk enz. Laten we terug gaan naar de eerste categorie van hulp, humanitaire en noodhulp. Heel actueel nu met de grote inzamelings actie voor Haïti. Bijna niemand zal ertegen zijn om te reageren op natuur rampen en andere humanitaire rampen. Dit soort hulp redt levens en zelfs als de hulp soms wordt gemanipuleerd door milities (of straatrovers zoals in Haïti), last heeft van bureaucratie en inefficiëntie, zou ik willen stellen dat over het algemeen dit soort hulp de moeite waard is zolang het geen doekje voor het bloeden is en er wel degelijk aan opbouwen van capaciteit wordt gedaan. Bijvoorbeeld, toen ik in de vroege jaren negentig in Zuid- Soedan werkte, gedurende de burgeroorlog, waren we ervan overtuigd dat onderwijs deel van de noodhulp moest zijn. Het was heel teleurstellend dat 15 jaar later (in post-conflict Zuid-Soedan) het debat tussen de donoren om al dan niet te investeren in onderwijs nog steeds niet is afgerond.

Het lijkt erop dat we een aantal fundamentele lessen zijn vergeten tijdens al die jaren van ontwikkelingshulp en dat het steeds meer gaat om trendy “thematische” interventies. Even een samenvatting: In de jaren ’60 ging het allemaal om industrialisatie, in de jaren ’70 werd het uitbanning van armoede, in de jaren ’80 structurele aanpassing (IMF, Wereldbank) en in de jaren ’90 ging het over goed bestuur en natuurlijk de millennium doelstellingen. Betekent dit dat het WRR rapport een nieuwe trend gaat toevoegen (klimaat of rechtstaat) en een nieuwe organisatie NLAID terwijl niemand zit te wachten op nog meer bureaucratie? Het is ook niet waar dat er een tekort aan deskundigheid bestaat binnen de hulpwereld. Het is eerder een teveel aan professionalisering en specialisatie waar we op dit moment onder lijden. NGOs worden teveel gezien als uitvoerders van overheidsbeleid en komen daarom nauwelijks toe aan het ontwikkelen van beleid op basis van gebundelde kennis en ervaring terwijl ze daar vaak wel de capaciteiten voor in huis hebben. Volgens mij is gemeenschapsontwikkeling nog steeds de meest succesvolle aanpak van armoedebestrijding, maar het effect is moeilijk te evalueren en het dilemma van schaal wordt duidelijk als we kijken naar de definitie van een gemeenschap: Als we een gemeenschap definiëren als mensen verenigd door een gemeenschappelijk belang dan nog moeten we voor elk project of programma dat belang of de belangen groep definiëren. Wanneer we stellen dat mobilisatie en participatie middelen zijn om “ownership” van processen en resultaten te bereiken, dan betekent dit ook dat de output op basis van veronderstellingen niet altijd klopt. Dit is omdat ontwikkeling niet lineair of helemaal voorspelbaar is. Focus op gemeenschaps-ontwikkeling betekent ook een zekere deprofessionalisering van het veld en het gebruik van een meer gezond verstand benadering: Heel eenvoudig, de ontwikkelingsdeskundigen en instanties, die bedreven zijn in het begeleiden van processen van verandering zijn van meer waarde voor een gemeenschap dan technische deskundigen, adviseurs en trainers. Dit is omdat ontwikkeling altijd, ergens, een bepaalde cultuur of een eigen waarden systeem veronderstelt. Dit komt voort uit het ingrijpen in elkaars processen, participatie van verschillende groepen en eigen inbreng van de katalysator. Daarom is internationale of mondiale samenwerking ook een betere term dan ontwikkelingshulp. Dus, om terug te gaan naar het WRR rapport: ontwikkelingstrajecten zijn dus bij uitstek land- en tijdspecifiek, er is geen recept, geen oplossing voor alle verschillende contexten. • les nr. 1: bescheidenheid. Helemaal mee eens, er is maar een zeer relatievebetekenis van hulp. Ontwikkeling is maar in zeer beperkte mate afhankelijk van ontwikkelingshulp.Conclusie: niet zozeer veel geld in een beperkt aantal landen concentreren om toch maar mee te mogen praten zoals de WRR zegt, maar de juiste niche vinden waarbij innovatie net zo belangrijk kan zijn als financiële middelen• les nr. 2 is verbeteringen in landen door duurzame economische bedrijvigheid. Dit kan inderdaad te maken hebben met een stabiel maatschappelijk klimaat en een effectieve overheid. Het steunen van de civil society is hierbij heel belangrijk maar ook het stimuleren van buitenlandse duurzame investeringen.( bv. Fair Trade)• les nr. 3 mondiale publieke goederen (global public goods) nationale doelstellingen voor klimaat, voedsel, energie en veiligheid zijn niet te realiseren zonder actieve bijdragen van andere landen. Dit is een goed voorbeeld van het dilemma van schaal en interdependentie.

De wereld is vol van proefprojecten en succesvolle interventies, maar deze zijn nooit verder uitgewerkt om de schaal te vergroten. Toen Jeffrey Sachs werd gevraagd naar schaal noemde hij campagnes, zoals de Groene revolutie, kinderen immuniseren tegen de bekende kinderziektes, uitroeiing van pokken, de uitroeiing van polio, rivierblindheid, malaria enz. Hij vermeldt ook gezinsplanning campagnes. Deze campagnes zijn belangrijk op zich, maar hebben niets te maken met schaalvergroting van succesvolle gemeenschapsprojecten.

De grote uitdaging van de internationale ontwikkelingshulp of liever mondiale ontwikkeling in de toekomst zal dan ook zijn het vinden van een niche in het scala van mogelijkheden gebaseerd op de ervaring en kennis en de toegevoegde waarde die Nederland kan hebben. Het bundelen van kennis en ervaring van zowel overheid en NGOs zoals de Scandinavische landen doen en het geven van hulp gebaseerd op de noden en mogelijkheden van een land is een betere optie dan het creëren van een nieuwe organisatie naar voorbeeld van USAID. Er wordt in het rapport voorbijgegaan aan de belangrijke rol die NGOs spelen. Veel van deze NGOs zijn ook niet meer typisch Nederlands maar maken deel uit van internationale allianties zoals The Save the Children Alliance en Oxfam. Hierdoor wordt het mogelijk belangrijke mondiale kwesties te combineren zoals klimaatverandering en armoedebestrijding.

Door te focussen op waar we goed in zijn en dan niet alleen op de puur technische kanten van landbouw of mensenrechten maar juist door het bevorderen van veranderingsprocessen in de maatschappij kunnen we streven naar duurzame en rechtvaardige ontwikkeling (from aid to global justice).

Last but not least, moeten we realistisch zijn over de politiek krachten die betrokken zijn bij internationale ontwikkelingshulp. USAID is daarom niet het juiste voorbeeld. Als de werkelijke reden achter de overdracht van fondsen het steunen van een Amerikaanse militaire basis is dan wordt het heel moeilijk om lokale mensen verantwoordelijkheid te geven voor een onderwijs of gezondheidsprogramma hoe goed deze ook ontworpen zijn.