News

Ontwikkelingssamenwerking volgens het Kabinet Rutte-Verhagen

Development Policy15 Oct 2010The Broker

In het Concept Regeerakkoord VVD-CDA lezen wij dat er serieus bezuinigd gaat worden op de ontwikkelingssamenwerking. Wat betekent dat voor de branche, het bedrijfsleven en overheidsinstanties?

De sanering

Het Kabinet Rutte-Verhagen probeert de jaarlijkse afdrachten aan de EU voor ontwikkelingssamenwerking te verlagen met ongeveer € 1 miljard. Verder verlaagt het Kabinet de officiële afdracht van leningen en giften naar ontwikkelingslanden (ODA) van 0,8% naar 0,7% van het bruto nationaal product. Deze verlaging levert jaarlijks ongeveer € 0,75 miljard aan bezuiniging op. Met de 0,7% ODA voldoet Nederland precies aan de OESO norm. Door vervolgens een aantal posten die tot op heden elders geboekt werden, onder te brengen bij de ODA uitgaven, wordt nog eens € 0,06 miljard per jaar extra bezuinigd.

Tenslotte wil het Kabinet de vrijwillige bijdrage aan internationale organisaties verminderen en daardoor jaarlijks nog eens € 0,05 miljard op ontwikkelingssamenwerking bezuinigen. In totaal gaat het om een jaarlijkse bezuiniging van ongeveer € 1,86 miljard. Kortom, de sanering is substantieel.

De reorganisatie

Ongetwijfeld zijn deze bezuinigingen hier en daar pijnlijk. Maar dat geldt ook voor de bezuinigingen in andere sectoren. Veel belangrijker is, hoe de beschikbare middelen voor ontwikkelingssamenwerking besteed gaan worden. Op dit punt geeft het Concept Regeerakkoord de indruk dat er geen radicale veranderingen te wachten staan, maar dat er wel koersaanpassingen zullen plaatsvinden.

Het meest opvallend is dat het Kabinet een sterke uitbreiding voorziet van de mogelijkheden voor het bedrijfsleven binnen de ontwikkelingssamenwerking. De ontwikkeling van de private sector zal één van de speerpunten van het beleid worden. Verder zal er meer nadruk komen op de sectoren waarin Nederland toegevoegde waarde kan leveren (bijvoorbeeld watermanagement, landbouw, maatschappelijk middenveld). Het Kabinet legt verbanden tussen ontwikkelingssamenwerking en andere mondiale vraagstukken door ontwikkelingssamenwerking expliciet te relateren aan beleid gericht op veiligheid en duurzame handel.

Deze koerswijzigingen zijn zonder meer in lijn met de aanbevelingen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) eerder dit jaar. Het is vooralsnog niet duidelijk of ook andere aanbevelingen van de WRR worden overgenomen, zoals het reorganiseren van het huidige medefinancieringsstelsel waarin zuidelijke NGOs geld ontvangen via westerse NGOs en waarbij de westerse NGOs in een groot aantal landen aanwezig zijn met relatief kleine projecten. In plaats daarvan stelde de WRR voor om een professionele organisatie op te zetten, met een aantal landenvestigingen in het zuiden, gericht op het coördineren van een beperkt aantal langdurige hulprelaties. Deze organisatie, die NLAID genoemd werd, zou ook in staat moeten zijn om per land de belangrijkste prioriteiten te identificeren en aan te pakken.

Kortom, de reorganisatie lijkt beperkt, maar zou vergaand kunnen worden wanneer ook andere aanbevelingen van de WRR worden opgevolgd.

Het veranderingsproces

Het veranderingsproces is vooralsnog niet uitgewerkt. Dat kan ook niet verwacht worden in een Concept Regeerakkoord. Bij de ontwikkeling van het veranderingsproces zal gezocht moeten worden naar nieuwe rollen voor betrokken partijen. De Nederlandse regering gaat minder uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking maar wil verhoudingsgewijs wel meer hands on aansturen, gegeven het feit dat het grootste deel van de bezuinigingen gerealiseerd gaat worden door minder uit te besteden aan de EU en andere internationale organisaties. Meer hands on in combinatie met minder ambtenaren, dat vraagt om creatieve oplossingen om de uitvoering van het beleid te organiseren.

Creatieve oplossingen zijn ook nodig om bedrijven meer te betrekken in de ontwikkelingssamenwerking. Het ORIO programma van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is een voorbeeld van een effectief instrument om vraaggerichte ondersteuning te bieden en het bedrijfsleven te betrekken bij de uitvoering. Dit programma biedt schenkingen voor omvangrijke infrastructurele projecten (bouw, training en onderhoud) in geselecteerde landen in het zuiden. ORIO is een instrument dat co-financiering genereert: de ontvangende overheid in het zuiden draagt zelf 50 tot 65% bij aan de kosten van de projecten die in het kader van ORIO worden uitgevoerd. Bovendien bekostigen Nederlandse bedrijven in de regel de formulering van ORIO projecten. Deze publiekprivate bijdragen aan ORIO projecten zijn niet onbelangrijk, gegeven de bezuinigingen op het budget voor ontwikkelingssamenwerking.

Voor wat betreft de rol voor de ontwikkelingsorganisaties, blijft het nog even gissen. Veel hangt af van de vraag in hoeverre het Kabinet de aanbevelingen van de WRR gaat opvolgen. Wanneer – in lijn met de WRR aanbevelingen – ook NLAID wordt opgericht om hulp te financieren en te coördineren, zullen ontwikkelingsorganisaties waarschijnlijk steeds meer gecontracteerd worden op grond van hun operationele capaciteiten en lokale netwerken.

De auteurs Dr. Albert Jan Stam en ir. Fons de Zeeuw zijn adviseurs voor organisatieadviesbureau Berenschot.