News

Aandacht voor mondiale vraagstukken ontbreekt

Development Policy23 Nov 2011Bernard Berendsen

Probleem bij deze uiteenzetting is dat, ondanks de helderheid, niet ingegaan wordt op de vraag over wat voor soort kennis het eigenlijk gaat en op wat voor soort ontwikkelingssamenwerking die betrekking heeft: meer dan alleen hulp?

De brief begint met een helder onderscheid te maken tussen:

  1. Kennis voor beleid, waarbij opgemerkt wordt dat het overzicht ontbreekt, de vraagstelling niet helder is, er sprake is van gebrek aan focus en samenhang, en dat de relatie tussen de betrokken instellingen onvoldoende wordt benut;
  2. Kennis in ontwikkelingslanden, tot uitdrukking komen in de behoefte aan versterking van de capaciteit, vergroting van de toegang en het vermogen om kennis toe te passen;
  3. Beleid voor kennis, hetgeen tot uiting zou moeten komen in het ontwikkelen en het behoud van kennis binnen BZ.

Probleem bij deze uiteenzetting is dat, ondanks de helderheid, niet ingegaan wordt op de vraag over wat voor soort kennis het eigenlijk gaat en op wat voor soort ontwikkelingssamenwerking die betrekking heeft: meer dan alleen hulp? Met referte aan de focusbrief wordt kennis later toegespitst op de prioritaire beleidsthema’s (water, voedselzekerheid, SRGR en veiligheid en rechtsorde) en een vijfde thema: kennis over innovatieve, thema-overstijgende interventie strategieën. Deze laatste categorie blijft verder oningevuld. Hoewel een themakeuze gerelateerd aan de focusbrief uit oogpunt van efficiency voor de hand liggend lijkt, bij onderzoek zou je toch meer vrijheid wensen omdat wat het meest bijdraagt aan ontwikkeling op zichzelf al als een gelegitimeerde onderzoeksvraag zou kunnen worden opgevat. Bij voorbaat andere thema’s uitsluiten zou je als onwetenschappelijk kunnen aanmerken. Het niet nader gedefinieerde vijfde thema zou daar wellicht de ruimte voor kunnen bieden, ware het niet dat het daarbij eigenlijk alleen zou mogen gaan om interventie strategieën. Dat lijkt mij alleen daarom al een ongewenste beperking. Wat tenslotte opvalt is het ontbreken van een thema dat o.m. in het WRR rapport over OS als strategisch is aangemerkt: de met de toegenomen globalisering in belang toenemende mondiale vraagstukken: een gemiste kans.

Onder het hoofd “kennis voor beleid” wordt een tekortkomingen gesignaleerd die met in de brief aangekondigde maatregelen zouden moeten worden opgelost. M.a.w. de nieuw in te stellen kennisplatforms zouden de functie moeten gaan vervullen om overzicht te creëren, de vraagstelling te verhelderen en focus en samenhang in de relaties met betrokken partijen te bevorderen en beter benutten. Dit trekt een zware wissel op het functioneren van deze kennisplatforms. Er bestaan grote risico’s, bijvoorbeeld in de mogelijke overlap met bestaande platforms en bureaucratie die inherent is aan instituties waarin vele en diverse instanties moeten samenwerken. Er gaat vaak zoveel energie verloren in het laten functioneren van de voorgestane samenwerkingsverbanden dat er nog maar weinig aandacht overblijft voor de eigenlijke taak, nl. het bevorderen van relevant en innovatief onderzoek op de vele deelterrein van IS/OS. Positief is de voorgestelde werkwijze via aanbesteding van onderzoek zelf. Of het echter zo’n goed idee is het runnen van kennisplatforms zelf uit te besteden waag ik te betwijfelen. Ik voorzie een lange weg alvorens hier knopen zullen worden doorgehakt, zeker gezien de financiële belangen van de betrokken instellingen die daar voor hun voortbestaan van afhankelijk zullen zijn.

Op welke wijze de bevordering van kennis in ontwikkelingslanden in het voorgestelde model gestalte zal krijgen blijft grotendeels onderbelicht. Ik voorspel dat de Nederlandse onderzoeksinstellingen in de voorgestelde kennisplatforms de dienst zullen uitmaken en de daarbij behorende institutionele belangen nog maar weinig ruimte zullen laten voor de bevordering van kennis en capaciteit in ontwikkelingslanden.

Tenslotte: beleid voor kennis. Hier stelt de brief ons een revolutie in het personeelsbeleid voor ogen dat in de toekomst wordt gericht op het versterken van de professionaliteit en de ontwikkeling van kennis van medewerkers, afdelingen en directies. En dat in een tijd die een verschuiving in de aandacht in het buitenlands beleid laat zien naar het bevorderen van het Nederlandse eigenbelang, buitenlandse handel en investeringen. De lange geschiedenis van het DGIS op dit dossier, met toespitsing op circuits van themadeskundigen, laat zien dat de kans op succes hier gering is. Een op continuïteit en kennisopbouw gericht personeelsbeleid is daarvoor cruciaal, maar zolang de personeelsdienst, die valt onder de minister van buitenlandse zaken, overplaatsbaarheid centraal blijft stellen en generalisten meer carrièrekansen biedt dan specialisten, zal de voorgestelde revolutie in de kiem worden gesmoord. Alleen wanneer de minister of staatssecretaris voor ontwikkelingssamenwerking een grotere zeggenschap weet te verwerven in het personeelsbeleid is er enige kans van slagen.