News

Een brug slaan naar de ‘Global South’

Development Policy21 Nov 2011Martien Molenaar, Leo de Haan

De kennisbrief van staatssecretaris Knapen geeft een belangrijke aanzet tot een effectiever en strategischer beleid inzake “kennis voor ontwikkeling”. Het is daarom goed dat de staatssecretaris de bijzondere waarde erkent van de instellingen voor Internationaal Onderwijs (IO). De IO-instellingen IHS, ITC, ISS, MSM en UNESC0-IHE leveren al jaren een internationaal herkende Nederlandse bijdrage aan beleidskennis en aan de kennisinfrastructuur in de Global South. En dat willen ze blijven doen.

Wij stellen dat de opbouw van kennisinfrastructuur en innovatiecapaciteit als een bijdrage aan zelfredzaamheid uiteindelijk tot doel moet hebben bij te dragen aan de oplossing van wereldomspannende problemen maar toegespitst op specifieke, nationale contexten. De kwaliteit, diversiteit en effectiviteit van kennisnetwerken is daarvoor van het allergrootste belang.

Op elk van de vijf voorgestelde kennisplatforms (water, voedselzekerheid, SRGR, veiligheid en rechtsorde en innovatieve interventiestrategieën) kunnen de afzonderlijke instellingen constructieve bijdragen leveren: als trekker, als regisseurs en in ieder geval als deelnemer.

En werkend vanuit een mondiaal perspectief op global issues, of zoals Knapen het noemde op de Afrika-dag van 29 oktober jl “wereldomspannende problemen die schreeuwen om een collectieve aanpak”, leveren de IO-instellingen ook een bijdrage aan het Nederlandse profiel in het buitenland. Hun alumni – verenigd in uitgebreide netwerken – zijn ambassadeurs voor Nederland voor het leven.

De voorgestelde kennisplatforms moeten volgens de kennisbrief een brug slaan naar onderzoekers en instellingen in de Global South. Daarin ligt een belangrijke generieke bijdrage van de IO-instellingen. Begonnen als een specifieke versterking vanuit Nederland van professionele, organisatorische en institutionele capaciteit in ontwikkelingslanden, is capacity development nu een integraal deel geworden van het onderzoek en onderzoek binnen hun hoogwaardige internationale kennisnetwerken. Onderzoek en de opleiding van promovendi binnen het geheel van activiteiten krijgt daarin trouwens steeds meer aandacht.

Juist door gebruik te maken van de diversiteit in kennis en innovatiecapaciteit in hun netwerken, leveren de IO-instellingen een effectieve bijdrage aan de oplossing van wereldomspannende problemen in specifieke, nationale contexten. De diversiteit van deze netwerken is geworteld in decennialange relaties met instellingen in wat toen “arme landen” heette, en die nu de BRICS van vandaag zijn en de emerging economies van morgen en overmorgen zullen blijken.

Veel van onze partners in Afrika en in delen van Azie hebben onvoldoende kracht en capaciteit om eigen onderwijs en onderzoeksprogramma’s op te bouwen. Maar door hun toegang tot deze internationale netwerken en door ondersteuning bij onderwijs en onderzoek vanuit verschillende knooppunten in het network, groeit de eigen innovatiecapaciteit. En dat doel staat natuurlijk niet op zichzelf, maar werkt door in de versterking van de professionele en institutionele capaciteit van bestuur, maatschappelijke en private actoren.

Aansluiting op mondiale kennisnetwerken van VN, Wereldbank etc. zoals de kennisbrief noemt is mooi, maar niet voldoende. De kracht van de door IO-instellingen gecreeerde kennisnetwerken ligt namelijk niet alleen in de diversiteit van type landen, maar ook in drie/vier/vijfhoeksverhoudingen tussen kennisinstellingen, maatschappelijke en professionele organisaties, private actoren en overheid.

Uiterst relevant is ook dat het hier vaak gaat om kennisdomeinen die van groot belang zijn voor de oplossing van wereldomspannende problemen, maar die vanuit een commercieel perspectief (nog) niet aantrekkelijk zijn. De ervaring leert wel dat initiele investeringen in kennis zich uiteindelijk terugbetalen in een versterking van het netwerk en in een brain gain, zonder dat er sprake is van brain drain. Het overgrote deel van de afgestudeerden en gepromoveerden keert namelijk terug naar het eigen land, maar blijft in het netwerk actief.