News

Kennisbrief op kousenvoeten

Development Policy23 Nov 2011René Grotenhuis

De lang verwachte kennisbrief van staatssecretaris Knapen is vooral een voorzichtige brief. En dat is tegennatuurlijk: de brief is aangekondigd als een nadere uitwerking van de focusbrief, waarin heldere keuzen worden gemaakt voor landen en thema’s. Van een brief over kennis die aangekondigd wordt als uitwerking mag je dus verwachten dat die de concretisering van de focusbrief nog een tandje scherper maakt. Maar dat gebeurt niet. Geen namen en rugnummers, geen budgetten, geen harde deadlines. Dat maakt dat je verwacht dat er begin volgend jaar wel een uitwerkingsbrief zal komen van deze uitwerkingsbrief en zo verder.

Mainstreaming van kennisbeleid

De brief had sterker gestaan als ze een preambule had bevat over de rol van kennis in het OS-beleid. Als het debat over kennis in OS de afgelopen twee jaar voor mij één ding heeft opgeleverd dan is het wel de constatering dat er geen eigen kennisdomein voor OS meer is, omheind en afgescheiden van andere kennisdomeinen. Dat betekent dat er fundamenteel sprake is van mainstreaming van de ‘OS-kennis’ binnen het brede veld van de reguliere onderzoeksagenda. In de veelheid van onderzoeken op het terrein van gezondheidszorg, landbouw, veiligheid is de OS-invalshoek (armoedeperspectief) één van de invalshoeken.

De erkenning dat OS-onderzoek geen eigen discipline meer is van een facet van regulier onderzoek heeft als belangrijkste conclusie dat het niet zo zinvol is ons bezig te houden met de ontwikkeling van kennis in ontwikkelingslanden. Dat is het domein van OCW. De realiteit is ook dat Nederlandse universiteiten en kennisinstituten elk eigen beleid ontwikkelen voor contacten met hun zusterorganisaties in het Zuiden. Ze weten allemaal dat ze zichzelf internationaal marginaliseren als ze daar geen eigen netwerken bouwen en daarvoor een agenda ontwikkelen. Er is geen reden voor DGIS om daar beleid voor te maken. Wetenschapsbeleid als zodanig is hun core-competentie niet dat het hier gaat om wetenschapsontwikkeling ten zuiden van Gibraltar maakt niet dat DGIS ineens wel competent is.

Een tweede consequentie is dat de thematische kennisontwikkeling die binnen OS noodzakelijk is, goed ingebed moet zijn in de mainstreamkennis op de relevante terreinen van landbouw, water, rechtstaat en sexuele en reproductieve gezondheid. De kennisbrief spreekt wel over de noodzaak om die aansluiting te zoeken, maar hoe dat moet gebeuren, blijft vaag.

Kennis voor beleid

Ik had graag gezien dat het ministerie klip en klaar had gekozen om zich te concentreren op ‘kennis voor beleid’. Dat is het de kern van het mandaat: zorg dat we beter beleid maken, een betere actor worden in de snel veranderende wereld, waarin we moeten opereren. Die snel veranderende wereld heeft het meest aan DGIS als het zijn werk zo goed mogelijk doet en daarvoor is een gerichte investering in kennis nodig. Kennis voor beleid is daarom een uiterst honorabele doelstelling omdat het leidt tot betere prestaties.

De keuze om vervolgens daar vijf platforms op te richten, was voorspelbaar na de ingrijpende keuze om het beleid te focussen op vier thema´s. De vraag is wel hoe Knapen de kort-cyclische realiteit van de politiek verbindt met de lang-cyclische realiteit van de wetenschap. Zijn voorganger had namelijk, gebaseerd op zijn eigen beleidsprioriteiten, de vorming van vier kenniskringen aangekondigd, maar die zijn nooit echt tot ontwikkeling gekomen en ingehaald door een nieuw kabinet met nieuwe prioriteiten. Investeringen van kennisinstituten hebben per definitie een lange termijn horizon. De vraag is hoe de staatssecretaris verankert dat zijn prioriteiten als basis voor de kennisplatforms, niet ingehaald worden door een volgend kabinet. Dan helpt het als er snel wordt doorgepakt zodat er binnen korte tijd een nieuwe realiteit wordt geschapen die zich voldoende kan bewijzen om niet bij een volgend kabinet weer omver geblazen te worden.

En dan helpt het al helemaal niet als de uitvoering van de plannen op de lange termijn wordt geschoven. De staatssecretaris spreekt over instelling van de platforms in het komend jaar. Ik zou verwachten dat de staatsecretaris zijn lijstje van trekkers al in zijn achterzak heeft, de faciliteiten al heeft opgetuigd zodat binnen vier maanden na bespreking in de Kamer de programma’s voor de platforms er al liggen en er aan de slag gegaan kan worden. Het gebrek aan data en termijnen en het ontbreken van een budget, zijn dan bepaald geen teken van de ambitie om slagvaardig nu de bordjes te verhangen.

Het vijfde kennisplatform

Het vijfde platform is het meest interessant en het meest OS-eigen. Gegeven de mainstream-stelling hierboven is kennis op terreinen als water en landbouw onderdeel van het brede kennisdomein op die onderwerpen. Het vijfde kennisplatform gaat over het hart van ontwikkelingssamenwerking omdat het zich richt op de interventiestrategieën: hoe opereer je als Nederland, c.q. als externe donor in een andere land op het terrein van armoede en ongelijkheid. Dat onderwerp is ook cruciaal omdat we in dit werkgebied voor een grondige transformatie staan. In zijn toespraak op de Afrika-dag heeft de staatssecretaris zelf nog eens opgesomd hoezeer ingrijpende globale veranderingen het terrein van OS veranderen en dat het bestaande instrumentarium van ODA aan slijtage onderhevig is.

In een artikel in Internationale Spectator van september (Zij zijn arm en wij zijn rijk, een sleets paradigma’) heb ik de noodzaak van een fundamenteel ander paradigma onderstreept en daarvan de contouren (ongelijkheid, natural and human resources, veiligheid) verkend. Ik zie dus vooral uit naar dat vijfde kennisplatform dat ons zal moeten helpen de brug te slaan naar de toekomst van OS/IS.

Beleid voor kennis

Het laatste hoofdstuk van de kennisbrief (beleid voor kennis) lijkt een eigen dimensie van kennisontwikkeling aan te geven, maar is uiteindelijk vooral een hoofdstuk over de randvoorwaarden die nodig zijn op het ministerie zelf om kwalitatief beter te gaan functioneren. Het is jammer dat het debat over NL-Aid op deze wijze wordt afgehandeld. Het zou grondiger gevoerd hebben moeten worden. Eén onderwerp jaagt me schrik aan: de scheiding tussen beleidsvorming en beleidsuitvoering. Ik weet dat het historisch geheugen van de overheid soms kort is, maar ik zou Knapen willen adviseren het WRR rapport ‘Bewijzen van goede dienstverlening’ uit 2006 nog eens te lezen. Daar wordt de scheiding tussen beleidsvorming en beleidsuitvoering geïdentificeerd als een van de grondoorzaken van de problemen in de publieke dienstverlening: degene die beleid maken weten niet meer hoe het in de uitvoering toegaat en verzinnen dus van alles wat niet kan werken.

Conclusie

De kennisbrief had scherper gekund door fundamenteler positie te kiezen omtrent de plaats van OS-kennis binnen de kenniswereld en door vervolgens kennis voor beleid centraal te stellen. Van de vijf platforms zijn de vier thematische in lijn met de beleidskeuzen, en is het vijfde – vanuit OS-perspectief – het meest interessant. Nu nog echt een strak tijdspad en aansprekende namen om te zorgen dat dit kennisbeleid bestand is tegen de vluchtige kort-cyclische aard van de politiek.

Ceneterum censeo dat in een kennisbeleid The Broker niet mag ontbreken.