News

Frits van der Wal: Focus op landenstrategiëen, slim samenwerken en knelpuntenaanpak

Development Policy02 Mar 2010Frits van der Wal

Met een tropische specialisatie en werkervaring van ruim 17 jaar in ‘maar’ 2 Afrikaanse buurlanden en 9 jaar op ‘slechts’ 1 (thema)directie bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken – ja, dat kan ook – zal het u niet vreemd zijn dat de WRR oproep om meer te investeren in relevante kennis, kunde en netwerken rond landspecifieke kansen en zelfredzaamheid koren op mijn molen is. Op persoonlijke titel herken ik veel en onderschrijf nog meer, in het bijzonder de WRR hartenkreet om ontwikkelingsgerichte professionalisering naast politiek voetenwerk in de Nederlandse context.

Peter van Lieshout zei onlangs tijdens een bijeenkomst op het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat hij in het rapport zo hier en daar bewust gepoogd heeft om de pijngrens op te zoeken zonder dat hij de patiënt in coma wilde doen laten geraken. Wel, wat mij betreft had hij zo hier en daar nog wel wat dieper mogen prikken want pijn heb ik niet echt gevoeld bij het lezen van het rapport. Wel meer iets van schaamte, want veel is mijn insziens waar en hadden we natuurlijk met zijn allen al lang aangepakt moeten hebben. Wat houdt ons tegen om op basis van dit rapport nu eens goed door te pakken en de verdiepings- en verbredingshandschoenen aan te trekken, niet alleen bij BZ maar ook met tenminste alle andere Nederlandse publieke en private partners die professioneel willen bijdragen aan structurele duurzame ontwikkeling in landen waar we daadwerkelijk hard kunnen maken dat we gezamenlijk een meerwaarde hebben.

Aanzetten tot een andere aanpak in lijn met veel van de WRR aanbevelingen zijn gelukkig zo hier en daar best in ontwikkeling en zichtbaar. De hoogste tijd dus om die te (h)erkennen, daarvan te leren en zaken waar nodig, fris en grondig aan te passen en waar mogelijk op te schalen. Urgent ook, want met nieuwe coalitiebesprekingen in het verschiet zou het dom zijn als we daar als professionals niet op in spelen.

Uit mijn eigen werkomgeving zou ik daartoe graag als voorzet een aantal praktijkvoorbeelden gericht op meer specialisatie naar voren willen halen. Deze illustraties hebben alle gemeen dat ze professionaliteit nastreven en laten zien dat er zo her en der reeds waardevolle ervaringen zijn opgedaan ten aan zien van processen waar op voortgebouwd kan worden bij het herorganiseren dan wel heroriënteren van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Ik heb ze gegroepeerd onder 3 aspecten die volgens mij essentiële elementen zijn waaraan we gezamenlijk met de rugwind van het WRR rapport hard moeten werken: opstellen van landenstrategieën, bevorderen en verplicht maken van slimme samenwerking, en kiezen voor het identificeren en strategisch aanpakken van knelpunten oftewel binding constraints als overall strategie om gericht en effectief bij te dragen aan duurzame ontwikkeling.

1) Landenstrategieën

Sinds 2004 stellen ambassades 4-jarige strategische plannen per land op waarin onderbouwde keuzes voor een beperkt aantal sectoren en thema’s worden aangegeven; er zijn voorbeelden waarbij die keuze gebaseerd is op zgn. Stability Assessment Frameworks waaraan analyses ten grondslag liggen m.b.t. de conflictfactoren (bijv. in Rwanda), of op gedeelde visies opgesteld met andere donoren (bijv. in Ethiopië waar de analyse, focus en aangrijpingspunten in de Ierse Country Assessment Strategies afgestemd werden met die in het Meerjaren Strategisch Plan van de Nederlandse Ambassade in Addis Abeba). Pogingen om de partners van AgriProFocus leden in zo’n 7 geselecteerde landen beter strategisch te laten samenwerken met elkaar en onder meer Nederlandse ambassades in het bevorderen van agrarische bedrijvigheid, zijn ook stappen in de richting van een bredere land-specifieke samenwerking waarbij effectiviteitverbetering en zelfredzaamheid centraal staan. Eind vorig jaar is begonnen met het in kaart brengen van alle officiële ontwikkelingsfondsen die vanuit Nederland richting de partnerlanden gaan. In nogal wat landen zijn de bedragen die via ambassades beschikbaar worden gesteld namelijk kleiner dan de Nederlandse uitgaven die in dat land via BZ directies, NGOs, multilaterale instellingen, bedrijfsleveninstrumenten, etc. , uitgegeven worden.

2) Slim Samenwerken

Voorbeelden van interessante samenwerkingsverbanden die duidelijk de professionaliteit beogen te verhogen zijn onder meer (a) de hybride samenwerking tussen LNV en BZ in Ethiopië op het terrein van sterkere instituties, betere werkgelegenheid en hogere inkomens in de tuinbouw, zaaizaad en plantaardige oliesectoren; (b) de samenwerking tussen Unilever, DSM, AkzoNobel, WUR, ICCO en BZ in de bestrijding van ondervoeding voor 100 miljoen mensen in 6 landen; (c), het zogenaamde Joint Donor Office in Juba (Zuid Sudan) waarin specialisten uit 6 bilaterale donorlanden zich in thematische clusters bezig houden met identificatie, begeleiding en monitoring van in Zuid Sudan geprioriteerde programma’s); (d) de IS Academie land governance, waarin Universiteit Utrecht, Afrika Studie Centrum, Koninklijk Instituut voor de Tropen, Wageningen Universiteit, Agriterra, HIVOS en Triodos/FACET samen met BZ en partners/ambassades in geselecteerde landen onderzoek doen rond conflicten bij ondermeer grootschalige landaankoop, en lobby activiteiten faciliteren om rechtszekerheid en toegang tot land voor m.n. armere bevolkingsgroepen en vrouwen te verbeteren.

3) Knelpuntenaanpak

Om aangrijpingspunten voor de bevordering van duurzame economische ontwikkeling te identificeren wordt er bij BZ per land diagnostisch gekeken waar de meest urgente knelpunten en kansen liggen. Daartoe wordt een afweging gemaakt nadat informatie is ingewonnen omtrent de situatie en actoren op de volgende 5 terreinen: wet- en regelgeving, toegang tot en ontwikkeling van markten, toegang tot financiële diensten, infrastructuur, en toegang tot kennis en vaardigheden. Uitkomsten van deze analyses, onderwerpen, financieringsmodaliteiten en type samenwerkingsverbanden zijn per definitie sterk verschillend en landafhankelijk. Vanuit Den Haag wordt vervolgens gepoogd om, op verzoek van ambassades, in voorkomende gevallen specifieke kennis en kunde te traceren om lokale ondersteuningsprocessen te versterken. In alle gevallen worden niet-gedelegeerde programma’s als het werkgeversprogramma DECP, het vakbondsmedefinancieringsprogramma, PSI, ORIO, PUM, NICHE, SNV, VNG e.a. zoveel mogelijk gestimuleerd om stroomlijning met de lokaal gemaakte keuzes en aangrijpingspunten te bewerkstelligen.

Prachtig misschien, maar wat moet er de komende 3 maanden nu concreet gebeuren?

Allereerst stel ik voor dat er voor elk van de huidige partnerlanden een brede en diepgravende analyse gemaakt gaat worden van de kansen en binding constraints, nu en over bijv. 5 tot 10 jaar. Deze analyse dient een product te zijn dat voortbouwt op bestaand materiaal en waaraan geinteresseerde en goed geinformeerde mensen uit het bedrijfsleven, overheid, diaspora, kennisinstellingen, NGO’s etc. actief hebben bijgedragen. BZ zou dit kunnen faciliteren en er op toe zien dat er op toegankelijke en transparante wijze gediscussieerd wordt over essentiële vragen rond politieke economie, cultuur, historie, comparatieve voordelen etc.. De bedoeling is dat er zo een zo inclusief en volledig mogelijk beeld kan worden opgebouwd waar, met wie, welke prioritaire issues opgepakt kunnen worden die cruciaal zijn voor het bevorderen van wat het WRR rapport “zelfredzaamheid en het voorkomen van onproductieve bestendiging van neopatrimoniale structuren” noemt.

Ten tweede dienen we met spoed per land in beeld te brengen wie, wat, en met wie vanuit Nederland, precies waar onderneemt om structurele ontwikkeling te bevorderen. Daar zijn al flink wat aanzetten voor (zie boven) maar het moet structureler en transparanter. BZ dient m.i. ook hier het voortouw te nemen en actief er op toe te zien dat tenminste alle BZ relaties – wel of niet betrokken bij MFS of andere subsidies en overeenkomsten – opening van zaken geven over bestedingen, resultaten, kansen, bedreigingen etc.

Ten derde zou op basis van bovenstaande inventarisaties een zo objectief mogelijk proces georganiseerd moeten worden waarin keuzes worden uitgewerkt t.a.v. de vraag, waar, welke land en/of regio-specifieke aangrijpingspunten naar alle waarschijnlijkheid de meest effectieve en efficiënte oplossingrichtingen kunnen helpen verwezenlijken. Effectief omdat het om wezenlijke knelpunten gaat en efficient omdat we aantoonbaar vanuit of binnen Nederland gemobiliseerde expertise beschikbaar hebben.

Persoonlijk ben ik er van overtuigd dat bovenstaande stappen in de laatste 100 dagen van dit demissionaire kabinet haalbaar zijn. BZ zal mijns insziens dan echter wel snel een projectteam moeten aanstellen (denk bijvoorbeeld aan Project 2015) dat duidelijk een ieder, binnen en buiten BZ, stimuleert om constructief mee te werken en te leveren. Op die wijze kunnen we gezamenlijk, daadwerkelijk bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit van ondermeer de tweede ronde van de MFS subsidieaanvragen, de officiële beleidsreactie op het WRR rapport, en de kwaliteit en achtergrond van volgende politieke en beleidskeuzes rond moderne ontwikkelingssamenwerking.