News

Peter Heintze: Ontwikkelingshulp is politiek

Development Policy21 Jan 2010Peter Heintze

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) maakt in het doortimmerde rapport ´Minder pretentie, meer ambitie´ een heldere analyse van wat ontwikkelingshulp beoogt en wat het kan bereiken. De kern is dat hulp zelfredzaamheid zou moeten bevorderen. Essentieel daarbij is dat hulp per land zeer specifiek wordt vormgegeven en wordt onderbouwd met gedegen kennis. Verder wijst de WRR op de mondiale context die voor veel ontwikkelingslanden niet voordelig uitpakt, waarbij de WRR pleit voor de ontwikkeling van een sterke Nederlandse globaliseringagenda. De WRR stelt vast dat de ontwikkelingsopdracht onontkoombaar is en brengt daarmee het debat over de hulp terug naar de vraag waar de discussie over zou moeten gaan. Namelijk niet óf hulp wel zin heeft, maar de vraag wélke hulp wanneer zin heeft. En wat Nederland met zijn hulpinspanning wil bereiken.

Wat opvalt is dat de WRR kiest voor een apolitieke benadering van het verschijnsel ontwikkeling en sterk focust op economische ontwikkeling. Natuurlijk is economische ontwikkeling noodzakelijk voor het structureel uitbannen van armoede, maar de WRR lijkt voorbij te gaan aan een fundamenteel politiek element: belangentegenstellingen die ontwikkeling in de weg staan.

Conflicterende belangen

Natuurlijk is ieder land anders, maar ook de WRR erkent dat veel landen in met name Sub Sahara Afrika regeringen hebben die (te) weinig rekening houden met het algemene belang van hun land, maar vooral zijn geïnteresseerd in het veiligstellen van de belangen van een kleine elite. In deze landen gaat ontwikkeling over wie de macht heeft, over wie toegang heeft tot opleidingen, tot werk, tot grondstoffen. Het gaat om wie perspectief op ontwikkeling heeft en wie wordt buitengesloten. In deze landen betekent ontwikkelingshulp het conflict aangaan met gevestigde belangen ten gunste van verwaarloosde belangen van een grote groep mensen. Dat maakt ontwikkeling per definitie een uitermate politiek proces, meestal een rommelig proces en soms een zeer smoezelig proces. Het zijn maatschappelijke organisaties en opinieleiders die hun eigen leiders bij de les houden: de vakbeweging in Zimbabwe, de kerken in Malawi of mensenrechtenorganisaties in Rwanda. Vanuit een samenleving moet tegenmacht, countervailing power, worden georganiseerd.

De Nederlandse regering heeft in deze uiteraard een eigen verantwoordelijk en zij moet regeringen van ontwikkelingslanden hierop aanspreken. Bilaterale betrekkingen kennen in dit opzicht echter beperkingen. Het ondersteunen van maatschappelijke organisaties in ontwikkelingslanden in het bieden van tegenwicht is bij uitstek een rol voor maatschappelijke organisaties in rijke landen. Dit zijn bijvoorbeeld professionele hulporganisaties (NGO’s), maar ook vakbonden en kerken, die via hun partnerorganisaties kennis hebben van en betrokken zijn tot in de nerven van een samenleving. De WRR vraagt aan NGO’s om zelf hun meerwaarde te formuleren, terwijl mijns inziens juist deze rol essentieel is in een ontwikkelingsproces, waar de WRR te weinig recht aan doet.

Mondiale elite

Ook op mondiaal niveau zijn het gevestigde belangen die de ontwikkeling van veel arme landen, met name in Sub Sahara Afrika, in de weg staan. Terecht pleit de WRR voor een sterke Nederlandse globaliseringsagenda. Op dit moment wordt groei in ontwikkelingslanden vaak in de kiem gesmoord door ongunstige handelsverdragen, belastingregels, een migratie- en visserijbeleid en landbouwsubsidies, die vooral gunstig uitpakken voor westerse landen en ontwikkeling in de arme landen tegengaan. Dat is ronduit pervers. Bovendien presenteerden zich het afgelopen decennium een aantal mondiale crises – klimaat, voedsel, energie, grondstoffen, de financiële crisis – , die werden veroorzaakt door de rijke landen, maar waarvan de gevolgen verreweg het hardst aankomen in ontwikkelingslanden. Ruim één miljard mensen op de wereld leeft onder de armoede grens en door de crises neemt dit aantal eerder toe dan af. De onderliggende oorzaak van deze crises is dat burgers in rijke landen zich meer welvaart toemeten dan mondiaal bezien mogelijk en rechtvaardig is.

De globalieringsagenda waar de WRR over spreekt zal zich snel voor ingewikkelde politieke keuzen gesteld zien. Willen ontwikkelingslanden werkelijk de ruimte krijgen om tot ontplooiing te komen, dan zullen rijke landen arme landen die ruimte moeten bieden. Doorgaans betekent dit dat rijke landen een stapje terug moeten doen, dat burgers wat van hun welvaart moeten inleveren, en dit zal op mondiaal politiek niveau moeten worden bevochten. Dit is echter geenszins een makkelijke politieke boodschap. Daarom is ook in deze de rol van maatschappelijke organisaties essentieel. Ook in de rijke landen moet de politiek bij de les worden gehouden om die globaliseringsagenda slagvaardig te maken. Om zaken als een rechtvaardige verdeling van de toegang tot grondstoffen en het belang van duurzaamheid bovenaan de politieke agenda te houden.

In feite gaat ontwikkeling dus in belangrijke mate om het doorbreken van bestaande machtsposities en om de emancipatie van achtergestelde groepen burgers, op nationaal niveau binnen ontwikkelingslanden, maar op mondiaal niveau. Het gaat om eerlijk delen en gelijke kansen; daarmee is ontwikkelingshulp uitermate politiek.