News

WRR maakt pragmatische keuzes, nu de regering nog

Knowledge brokering18 Jan 2011Farah Karimi

De WRR roept op tot nieuwe en zinnige strategische keuzes in het buitenlandbeleid, om zo een antwoord te bieden op de grote veranderingen van deze tijd: de machtsverschuiving naar het Oosten, het toenemend belang van niet-statelijke actoren, de grotere afhankelijkheid van het buitenland en tegelijkertijd de toenemende angst voor de buitenwereld bij een deel van de Nederlandse bevolking. De WRR constateert dat de Nederlandse regering nog onvoldoende gebruik maakt van de kennis en het internationale netwerk van niet-statelijke actoren, waaronder maatschappelijke organisaties, om haar eigen internationale doelstellingen te realiseren. Dat is een gemiste kans. Zwabberend en afwachtend beleid dient plaats te maken voor een stimulerend en koersvast beleid voor duurzame ontwikkeling wereldwijd.

De WRR bepleit dat Nederland focust op terreinen waar het goed in is en een meerwaarde heeft: bevordering van de internationale rechtsorde en verduurzaming van voedsel, water en klimaat. De WRR pleit hierbij niet enkel voor het behartigen van het nauwe, enge nationale belang, maar ook voor het nastreven van ‘verlengde nationale belangen’. Daarbij gaat het om collectieve belangen die ‘raken aan strategische mondiale vraagstukken’: kwesties die ook voor Nederland cruciaal zijn, maar die Nederland niet alleen kan oplossen. Vandaar dat de WRR ook terecht pleit voor een ‘heroriëntatie’ op Europa: de EU is zonder twijfel het beste multilaterale forum waarin zowel de ‘enge’ als de ‘verlengde’ belangen van Nederland behartigd kunnen worden. Samenbindend in de EU is Nederland veel invloedrijker in de wereld en wordt er beter naar Nederland geluisterd door opkomende machten als China, Brazilië en India. Als Nederland focust op zaken waar Nederland èn de wereld iets aan heeft, zorgt dit ook voor een groter draagvlak voor buitenlandbeleid, stelt de WRR.

De EU, en dus niet bijvoorbeeld de NAVO, is onze ‘dominante schakel naar de wereld’. Tegelijkertijd erkent de WRR dat ook de EU niet alleen in staat is om alle globaliseringsvraagstukken (klimaat, eerlijke handel, toekomstige energietekorten, financiële stabiliteit) op te lossen. Zo heeft ook de EU bijvoorbeeld de financiële crisis niet weten te voorkomen: door halfslachtig of zelfs zwaar tekortschietend beleid op toezicht op de financiële sector is de EU medeverantwoordelijk te houden voor de escalatie van de financiële crisis. De gevolgen van de crisis waren niet alleen groot in Nederland en Europa, maar ook in ontwikkelingslanden, ondanks dat zij geen verantwoordelijkheid droegen voor het uitbreken ervan. Uit onderzoek van Oxfam naar de begrotingen van de 56 armste landen blijkt dat hun overheidsinkomsten met 65 miljard dollar zijn gedaald in de afgelopen twee jaar, wat heeft geleid tot grote bezuinigingen op landbouw, gezondheidszorg en onderwijs.

De EU kan niet alle problemen oplossen. Daarom is de conclusie van de WRR dat niet-statelijke actoren als burgernetwerken, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven steeds relevanter worden, van groot belang. De grote impact van Wikileaks, ongeacht de potentiële risico’s van dit type burgerinitiatief, geeft aan hoe machtig non-statelijke actoren kunnen zijn. De WRR pleit terecht voor grotere samenwerking met niet-statelijke actoren en stelt dat deze essentieel zijn om succesvol beleid uit te voeren. Daarbij is het belangrijk dat de overheid deze niet-statelijke actoren effectief faciliteert, maar bovenal ook nauwer met hen samenwerkt. De WRR noemt het prachtige voorbeeld van Verdrag van Ottawa. Tegen de wens in van landen vertegenwoordigd in de Veiligheidsraad, steunde Canada internationale maatschappelijke organisaties die zich voor de realisatie van het verdrag hebben ingespannen. Mede dankzij hun rol is het Verdrag van Ottawa tot stand gekomen en daarmee een totaalverbod op landmijnen.

In Nederland zijn we nog niet zo ver. De WRR noemt het voorbeeld van het Internationaal Strafhof, waar voormalig President Bush tot spijt van de Nederlandse regering tegen was. De regering heeft toen geen gebruik gemaakt van de vele ’maatschappelijke organisaties in Nederland die goede contacten hebben met Amerikaanse organisaties om op deze wijze gezamenlijk de publieke opinie in de VS te bewerken.

Er zijn meer voorbeelden te noemen van de constructieve rol van maatschappelijke organisaties die hun internationale netwerk benutten ten behoeve van doelstellingen die ook de Nederlandse regering nastreeft. Zo heeft Oxfam samen met organisaties in Afrikaanse en Europese landen campagne gevoerd voor de totstandkoming van het VN Vrouwenagentschap, een streven dat de Nederlandse regering deelde om de coördinatie te bevorderen van het VN werk op het gebied van gelijke kansen voor vrouwen. Mede dankzij steun van maatschappelijke organisaties is het gelukt om deze doelstelling te realiseren. Ook op andere terreinen zijn (internationale) maatschappelijke organisaties een belangrijke bondgenoot van de Nederlandse regering. Ko Colijn van Clingendael constateert bijvoorbeeld dat maatschappelijke organisaties een grote rol spelen in conflictbemiddeling en een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de toenemende veiligheid in de wereld. Volgens Colijn is de veiligheid in de wereld aantoonbaar toegenomen, omdat zowel het aantal conflicten als de omvang van omgekomen oorlogslachtoffers afgenomen zijn in de afgelopen decennia. Het aantal onderhandelde oplossingen van conflicten is vier keer zo groot geworden als het aantal gewelddadige oplossingen van conflicten.

Er zijn echter ook een toenemend aantal voorbeelden te noemen waaruit blijkt dat niet-statelijke actoren de overheid aanmoedigen om eigen doelstellingen op het gebied van duurzame ontwikkeling wereldwijd te realiseren, waarbij de overheid aarzelt of zelfs de boot afhoudt, tot frustratie van bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgerinitiatieven.

Zo drongen in de afgelopen maanden land- en tuinbouworganisaties, Bouwend Nederland, banken en maatschappelijke organisaties er herhaaldelijk bij de nieuwe regering op aan om bestaande fiscale voordelen voor groenfondsen niet af te schaffen. Zij stelden dat dit zal leiden tot een mogelijk verlies van wel 8 miljard euro aan duurzame investeringen. Maar de regering zette door, zij het dat de afschaffing dankzij de Christen Unie in stappen gebeurt en niet in één klap.

De Nederlandse regering steunt de Europese klimaatdoelstellingen maar uit een toenemend aantal studies blijkt dat we deze niet gaan halen zonder aanvullende maatregelen. Op verzoek van NGO’s (waaronder Oxfam Novib) zeiden tien CEO’s van grote Nederlandse banken in een gezamenlijke verklaring toe meer te willen investeren in duurzame energie. Maar om succesvol te kunnen zijn riepen zij de regering op een duidelijk, meerjarig wettelijk systeem in te stellen ter bevordering van financiering van duurzame energie. Een unieke kans om de miljarden aan investeringen door banken richting duurzame energie te sturen. Dat is belangrijk voor Nederland, om de Europese klimaatdoelen te kunnen halen. Maar ook belangrijk voor ontwikkelingslanden, die nu al grote gevolgen ondervinden van klimaatverandering. Het probleem dat de banken aankaartten, is de onberekenbaarheid van het regeringsbeleid ten aanzien van duurzame energie. Maar wat doet de regering? Ze voerde tot nu toe slechts wat “informele gesprekken” met de banken.

Een ander voorbeeld betreft tegenstrijdigheden in het mensenrechtenbeleid van de regering. In 2008 tekende de regering het wereldwijde clustermunitieverdrag. Het grootste Nederlandse pensioenfonds (APG), pensioenbelegger MN Services en ASN Bank riepen de regering vervolgens afgelopen voorjaar op tot een wettelijk verbod op investeringen in clustermunitie. De regering legt deze oproep echter om ideologische redenen naast zich neer.

Al deze voorbeelden geven aan hoezeer de regering in toenemende mate een belemmering in plaats van eenaanjager van vernieuwend beleid is geworden. Het behartigen van de verlengde Nederlandse belangen vergt nieuw elan, ook van dit kabinet. Helaas lijkt deze coalitie er vooral voor te kiezen om de armslag voor het maatschappelijk middenveld in Nederland in te perken. Maar ook vooruitstrevende initiatieven vanuit het bedrijfsleven krijgen nauwelijks de ruimte vanuit het kabinet. Alle genoemde voorbeelden geven aan hoezeer het van belang is dat de analyse van het nieuwste WRR-rapport wordt vertaald naar de praktijk.

Voor een coherent beleid gericht op bevordering van ontwikkeling, het tegengaan van armoede en onderdrukking, en het tegengaan van de klimaatcrisis is het van groot belang dat maatschappelijke organisaties, burgerbewegingen, bedrijfsleven èn overheden elkaar prikkelen, stimuleren en bovenal samenwerken.

Begin december werden 45.000 handtekeningen van burgers overhandigd aan de Tweede Kamer. Op deze wijze dwingen burgers via een zogenaamd ‘Burgerinitiatief’ een Kamerdebat af over het falende overheidsbeleid voor verduurzaming van onze energievoorziening. Het is te hopen dat Kamer en regering de uitdaging aannemen en de deur voor duurzame energievoorziening weer openzet. Dit zou een eerste bewijs kunnen zijn dat de regering de aanbevelingen van de WRR ter harte neemt.