News

Lancering AIV rapport

News24 Jun 2011Jojanneke Spoor

Voor sommigen komt de post-2015 agenda te vroeg, de huidige doelstellingen zijn immers nog niet eens gehaald. De Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) vindt het juist belangrijk om -voordat de deadline bereikt is- alvast vooruit te kijken.

Rolph van der Hoeven is voorzitter van de AIV-commissie die het advies voorbereidde en schreef. Hij opent de discussie met een korte uiteenzetting van de voornaamste conclusies en benadrukt dat het rapport de grote contouren aangeeft en geen specifieke aanbevelingen bevat. Het doel van dit advies is om de principes vast te stellen en daar overeenkomst over te bereiken, alvorens tot implementatie over te gaan.

De belangrijkste aanbeveling is dat ontwikkelingslanden een stem krijgen bij het formuleren van nieuwe plannen. De ideeën van de AIV moeten dan ook gecheckt en besproken worden met de mensen voor wie deze bedoeld zijn. Het rapport is geschreven op verzoek van staatssecretaris Knapen en zal worden besproken in de Tweede Kamer. De aanwezigen worden uitgenodigd om het te delen met hun collega’s in binnen- en buitenland.

Het AIV advies bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat een terugblik op de behaalde resultaten en de discussie over de gebreken van de Millenniumdoelen, om vervolgens in deel twee tot suggesties voor verandering te komen. Voordeel van de Millenniumdoelen is dat het een heldere boodschap is, waarover bovendien internationaal consensus bestond. Die consensus heeft ertoe geleid dat er nu discussie ontstaat over wie de verantwoordelijkheid draagt voor het niet halen van de doelen. Het vaststellen van politieke verantwoordelijkheid is minstens even belangrijk als de doelstellingen zelf.

De kritiek op de Millenniumdoelstellingen is vooral dat ze de boodschap van de Millenniumverklaring van 2000 gereduceerd hebben, wat geleid heeft tot een beperkte ontwikkelingsagenda. Tegelijk, door de overtuigingskracht van de Millenniumdoelstellingen, zijn zij een soort onofficiële ontwikkelingsagenda geworden. Organisaties wier aandachtpunten niet binnen de MDG’s vielen, gingen hun best doen om beleid zo te formuleren dat het in de MDG’s te vatten was, wat de variatie en flexibiliteit van de ontwikkelingssector verder begrensde. Een ander punt van kritiek is dat donoren hun afspraken niet zijn nagekomen en dat het systeem nog te veel asymmetrisch is. Te veel van het Noorden, te weinig van het Zuiden.

Het AIV rapport zet een cluster van thema’s uiteen die niet goed uit de verf zijn gekomen in de Millenniumdoelstellingen. Ten eerste het ontbreken van een sociaal-economisch theoretisch kader. Maar er was ook een gebrek aan aandacht voor groei en werkgelegenheid, en voor elementen die bijdragen aan groei zoals kennis, techniek en infrastructuur. De ongelijkheidskwestie heeft te weinig aandacht gekregen en kwetsbare groepen zijn niet gespecificeerd door de MDG’s.

De AIV adviseert dat in de post-2015 agenda demografische trends worden meegenomen. En dat nieuwe doelstellingen worden vastgesteld in relatie tot de thema’s duurzaamheid, klimaat en voedselzekerheid. Een andere belangrijk punt is de incorporatie van de thema’s vrede en veiligheid en mensenrechten.

De rode lijn in het AIV rapport vormen de noties Global Public Goods en Global Governance. Doelen voor de armen kunnen niet op zichzelf staan, maar moeten onderdeel zijn van nieuwe vormen van wereldbestuur, een systeem waarin de burger meer zeggenschap krijgt in internationale organisaties. De nieuwe agenda moet representatief zijn voor de veranderde geopolitieke verhoudingen. Een van de manieren om dat te doen is uitgaan van een ‘rolling agenda’, waarbij de focus niet op de doelen ligt, maar op de weg ernaartoe.

Multilaterale organisaties moeten zich richten op advies; helpen formuleren van nieuwe vormen van Global Governance. De G20 moet worden opengebroken en er moeten toezichtmechanismen voor het beheer van global public goods en ontwikkelingsactiviteiten worden gecreëerd.

Als Van der Hoeven is uitgesproken is er tijd voor een aantal vragen voordat de discussie begint. Vanuit het publiek komen vooral vragen over coherentie. Van der Hoeven benadrukt dat het belangrijk is normen te stellen en daar duidelijkheid over te krijgen. Als internationale organisaties, zoals de IMF, de ILO, het niet eens zijn wordt dat de organisaties verweten. Terwijl het ook goed mogelijk is dat de Nederlandse input niet coherent is. Burgers moeten daarom meer inspraak hebben op de houding van hun nationale regering.

Gespreksleider Sylvia Borren start vervolgens de Lagerhuisdiscussie met de eerste stelling.

De MDG’s hebben armoedebestrijding op de agenda gezet

Er is overeenstemming over het belang van de doelstellingen voor bewustwording in Nederland. Christiaan Rebergen, ambassadeur voor de MDG’s, constateert dat er voorheen vooral aandacht was voor de economische aspecten van armoedebestrijding. De MDG’s hebben de sociale dimensie van armoedebestrijding op de voorgrond gezet. Volgens Ruerd Ruben (directeur IOB, MinBuza) wordt armoede binnen de Millenniumdoelstellingen te veel gezien als gebrek aan toegang tot sociale voorzieningen. De MDG’s hebben weinig gebruik gemaakt van de kennis over waarom mensen structureel in armoede blijven vastzitten. De systematische kant wordt onderbelicht.

De vraag is ook of de MDG’s niet contraproductief zijn, door de oversimplificatie van de werkelijkheid. Armoedebestrijding is een soort ‘deliverable’ geworden.

De MDG’s zijn een one-size-fits-all model geworden

De MDG’s zijn geen silver bullet en ze zijn niet als zodanig toegepast, stelt een van de aanwezigen. Veel landen hebben eigen MDG’s geformuleerd, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten, of eigen targets gezet, ambitieuzer dan de MDG’s. Toch bestaat de vrees dat de MDG’s de ontwikkelingsagenda versimpelen.

Donoren gebruiken de Millenniumverklaring onvoldoende als leidraad

De aanwezigen betreuren dat de structurele aspecten van armoede en onrecht ondergesneeuwd zijn door de Millenniumdoelen. Dirk Janssen, jongerenvertegenwoordiger bij de VN, denkt dat het de verkeerde kant opgaat als er alleen aandacht is voor daden (of doelen), zonder oog te hebben voor de onderliggende waarden. De ontwikkelingssector moet flexibel blijven en zich aanpassen aan de veranderende context. Wat overeenkomt met het idee van de ‘rolling agenda’. Probleem is dat de verklaring niet meetbaar is, waarden zijn lastig te meten.

De verklaring is daarom gebruikt als menukaart, waarvan iedereen iets uitkiest. Daardoor gaan er prachtige ideeën verloren. Energy for all is een stille dood gestorven. Hetzelfde geldt voor vrede en veiligheid. De AIV beveelt aan om op basis van de Millenniumverklaring en de 2005 en 2010 notities te komen tot een herformulering van de verklaring en dan pas naar een post-2015 systeem. Eerst de strategie, dan de doelen.

De verklaring gaat uit van convergentie, dat arme en rijke landen naar elkaar toe bewegen. In de doelstellingen is die transformatie vervangen door absolute grenzen, omdat die te meten zijn. Daardoor verlies je de systematische aspecten. Armoede is niet opgelost als iedereen meer dan de armoedegrens van $1,25 per dag verdient.

In de MDG’s is onvoldoende aandacht voor beleidscoherentie

MDG 8 over ‘global partnership’ is het minst concreet, donoren kunnen er niet op worden aangesproken. Maar dat er zo weinig bereikt is, ligt niet aan een gebrek aan aandacht, maar aan het gebrek aan politieke wil. Het lijkt logisch dat je niet aan de ene kant investeert in visserij in Senegal en andere kustlanden, en aan de andere kant de levenspositie van diezelfde vissers ondermijnt door je nationale vissersbeleid. Toch is dat wat er gebeurt. Als je politici daar op aanspreekt, dan gaat het ineens om hun achterban. Als puntje bij paaltje komt gaan we voor ons eigen hachje.

Het post-2015 systeem moet gestoeld worden op de capaciteitenbenadering van Amartya Sen

De capaciteitenbenadering gaat ervan uit dat ontwikkeling tot stand komt door middel van een aantal vrijheden. Tijdens de discussie ontstaat onenigheid over de vraag of Sens benadering te vatten is in meetbare indicatoren. De Human Development Index wordt genoemd, maar die wordt door sommigen gezien als een ernstige reductie van zijn benadering. De capaciteitenbenadering kan wel een leidraad zijn, maar operationalisering is problematisch.

Een post-2015 systeem moet uitgaan van Millenniumrechten in plaats van Millenniumdoelen

De meeste aanwezigen vinden dat een sympathiek idee, maar vrezen dat daarmee de kans op consensus kleiner wordt. Op rechten kan alleen aanspraak worden gemaakt als ook de bijbehorende plichten geaccepteerd worden. De vraag is of de wereld verplicht is om iets te doen aan armoede in de armste landen. Rechten en plichten zijn niet opeisbaar. Er is genoeg rijkdom en welvaart in de wereld, maar om de verdeling goed te regelen moet een soort van Global Governance komen dat die verdeling afdwingbaar maakt. Dat is alleen maar mogelijk via dictatoriale middelen, denkt een van de aanwezigen. Waarbij de eigen wil en de eigen verantwoordelijkheden van landen, individuele burgers, belangenverenigingen niet meer voorop staan.

Er ontstaat verwarring over dit punt, want er zijn al internationale verdragen; de Universal Declaration of Human Rights. Die zijn op globaal niveau niet af te dwingen, maar vaak worden deze verklaringen vertaald in nationale wetgeving die wel te controleren is.

Worldconnector Sandra van Beest is van mening dat van de Millenniumdoelen een mobiliserende werking uitgaat. We kunnen ons allemaal committeren aan de doelen. Wanneer het over rechten gaat, is de kwestie van verantwoordelijkheid ingewikkelder; die ligt dan vaak bij overheden. De doelstellingen worden daarmee minder concreet. Daar staat tegenover dat voor mensen in ontwikkelingslanden juist een rechtenbenadering mobiliserend werkt en dat een rechtenbenadering helpt om scherpte aan te brengen in de kwestie van politieke verantwoordelijkheid.

Afsluitend wordt over dit punt gezegd dat het niet ‘mutuallyexclusive’ is, maar dat het alleen kan werken als er ook een ‘rijdende millenniumrechter’ komt.

In het huidige internationale klimaat is een ambitieuze consensus zoals in 2000 niet haalbaar

Over de laatste stelling ontstaat veel discussie. De meeste mensen denken dat het mogelijk is om in te zetten op een ambitieuze agenda. De vraag is hoe de link te maken tussen onze post-2015 agenda en het beleid in ontwikkelingslanden. Het optimisme over het huidige klimaat betreft niet zozeer de formele politiek, maar wel de wereldwijde burgerbeweging.

Frans van der Boom sluit de discussie af met een dankwoord voor de AIV. Van der Boom is er voorstander van de verantwoordelijkheid voor ontwikkelingssamenwerking dichter bij de burger te leggen en hoopt over de mogelijkheden daartoe een doorlopende discussie te voeren. Vooral de relatie tussen burgerschap, globalisering en governance moet verder worden uitgedacht. Dit rapport is slechts het begin.